ECLI:NL:RBZWB:2023:6892
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op AOW-pensioen en de vaststelling van niet-verzekerde jaren
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen de vaststelling van zijn recht op AOW-pensioen beoordeeld. Eiser had op 22 maart 2022 een AOW-pensioen aangevraagd bij de Sociale Verzekeringsbank (Svb), die zijn recht op AOW-pensioen op 76% had vastgesteld. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat hij ten onrechte was gekort op zijn AOW vanwege niet-ingezetenschap. De rechtbank heeft de zaak op 25 augustus 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl de Svb niet verscheen.
De rechtbank concludeert dat eiser in de periode van 1 juli 1975 tot en met 31 juli 1985 een duurzame band met Nederland had, aangezien hij in deze periode in Nederland studeerde en woonde. De rechtbank oordeelt dat de Svb ten onrechte een korting op het AOW-pensioen heeft toegepast over deze periode. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de Svb en herroept het primaire besluit, waarbij aan eiser met ingang van 10 mei 2022 een AOW-pensioen wordt toegekend met een korting van 4% vanwege niet-verzekerde jaren. Tevens wordt de Svb veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, die in totaal € 2.271,- bedragen.
De rechtbank benadrukt dat de bewijslast bij de aanvrager ligt en dat eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij verzekerd was voor de AOW over de tijdvakken waarover de Svb hem niet als verzekerd heeft aangemerkt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.