Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2023 in de zaken tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] (Duitsland), belanghebbende
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Procesverloop
Overwegingen
- al dan niet als doelvermogen, moet worden aangemerkt als opbrengstgerechtigde als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de dividendbelasting 1965 (Wet DB) en dat zij in aanmerking komt voor teruggaaf van dividendbelasting op grond van artikel 10 van de Wet DB;
- als doelvermogen dan wel als objectief vergelijkbaar met een Nederlands beleggingsfonds toegang heeft tot het regime van de fiscale beleggingsinstelling (fbi) als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet VPB).
“Ten aanzien van de vraag of belanghebbende opbrengstgerechtigde is voor de dividendbelasting.
Spezial Sondervermögenis met, onafgebroken, slechts één houder van bewijzen van deelgerechtigdheid in zijn vermogen. Gezien de uitspraak van het hof van 12 oktober 2017,[voetnoot: ECLI:NL:GHSHE:2017:4323] over een feitencomplex dat niet op relevante wijze afwijkt van het onderhavige, en het arrest van de Hoge Raad van 24 januari 2020 [voetnoot: ECLI:NL:HR:2020:115] moet een dergelijk beleggingsfonds worden aangemerkt als een privébeleggingsfonds van de deelgerechtigde en kan zo’n fonds niet als fonds voor gemene rekening in de zin van artikel 2 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 worden gekwalificeerd. Dat betekent dat belanghebbende, behoudens het hiernavolgende inzake doelvermogens, niet als lichaam voor de heffing van vennootschapsbelasting wordt aangemerkt en dat belanghebbende evenmin de opbrengstgerechtigde is voor de heffing van dividendbelasting. Het onderhavige verzoek is niet (mede) een verzoek namens de enige deelgerechtigde in het vermogen van belanghebbende. Belanghebbende, noch die deelgerechtigde, kan dus aanspraak maken op teruggaaf van dividendbelasting. Dat zou slechts anders kunnen zijn indien belanghebbende als doelvermogen aanspraak kan maken op teruggaaf van dividendbelasting. Het hof zal belanghebbendes in dat verband betrokken stellingen hierna behandelen.
A SCPI. [voetnoot: ECLI:EU:C:2022:276] Het hof verwerpt het desbetreffende betoog op de navolgende gronden.
A SCPIwaarop belanghebbende zich beroept. In het licht van dat doel kan een privébeleggingsfonds als belanghebbende niet vergelijkbaar worden geacht met collectieve beleggingsfondsen waarvoor het Nederlandse regime is bedoeld.
de factoten nadele van buiten Nederland gevestigde fondsen uitwerken. De Nederlandse kwalificatieregels leiden er slechts toe dat privébeleggingsfondsen zoals belanghebbende en besloten beleggingsfondsen niet als lichaam voor vennootschapsbelastingdoeleinden en opbrengstgerechtigde voor de heffing van dividendbelasting worden aangemerkt, wat noodzakelijkerwijs betekent dat de achterliggende deelgerechtigde tot het vermogen in een zodanig fonds als belastingsubject voor die heffingen wordt aangemerkt.