ECLI:NL:RBZWB:2023:5600

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5190
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Wajong-uitkering wegens verblijf buiten Nederland

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn recht op een Wajong-uitkering per 1 september 2021. Het UWV had op 18 januari 2022 besloten om de uitkering te beëindigen, omdat eiser buiten Nederland woont. Eiser, die een hersenbloeding heeft gehad en daardoor een algehele ontwikkelingsstoornis heeft, had verzocht om zijn uitkering naar Turkije te exporteren, waar hij met zijn moeder wilde verhuizen. De rechtbank heeft op 28 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser geen recht heeft op de Wajong-uitkering, omdat hij op het moment van beëindiging niet in Nederland woonde. Eiser had aangevoerd dat hij afhankelijk is van de zorg van zijn moeder en dat de verhuizing naar Turkije een ernstige inbreuk op zijn recht op familieleven zou zijn. De rechtbank concludeert echter dat er geen medische noodzaak is voor eiser om naar Turkije te verhuizen en dat zijn zorg ook in Nederland kan worden geboden. De rechtbank wijst erop dat de hardheidsclausule, die in uitzonderlijke gevallen kan worden toegepast, in dit geval niet van toepassing is. Eiser heeft niet aangetoond dat er zwaarwegende redenen zijn voor zijn verblijf in Turkije.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het UWV om de Wajong-uitkering per 1 september 2021 te beëindigen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en openbaar gemaakt op 9 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5190

uitspraak van de meervoudige kamer van 9 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Küçükünal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van eisers recht op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) vanaf 1 september 2021.
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 18 januari 2022 (primair besluit) het recht van eiser op een Wajong-uitkering beëindigd per 1 september 2021. Met het bestreden besluit van 11 oktober 2022 op het bezwaar van eiser is het UWV bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, en mr. X. Su namens het UWV.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op jonge leeftijd een hersenbloeding gehad. Daardoor heeft eiser een algehele ontwikkelingsstoornis met cognitieve en energetische beperkingen. Daarnaast heeft hij fysieke beperkingen. Het UWV heeft aan eiser per 10 april 2010 een uitkering toegekend op grond van de Wajong.
2.1.
Op 30 juli 2021 heeft eiser bij het UWV een verzoek ingediend voor export van zijn Wajong-uitkering naar Turkije. Zijn moeder is in Turkije getrouwd en gaat met eisers broer bij haar man wonen. Eiser wil op 25 augustus 2021 met zijn moeder meeverhuizen.
2.2.
Met het besluit van 5 augustus 2021 heeft het UWV het recht van eiser op een Wajong-uitkering vanwege vertrek naar het buitenland tijdelijk stopgezet vanaf 1 september 2021, in afwachting van het onderzoek naar zijn recht op uitkering.
2.3.
Met het primair besluit heeft het UWV het recht van eiser op een Wajong-uitkering per 1 september 2021 beëindigd, omdat eiser buiten Nederland woont.
2.4.
Met het besluit van 7 februari 2022 heeft het UWV aan eiser een Wajong-uitkering toegekend per 1 februari 2022, omdat hij vanaf 25 januari 2022 weer in Nederland woont.
2.5.
Het UWV heeft eisers bezwaar tegen het primaire besluit van 18 januari 2022 ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat hij buiten Nederland woont en zijn beroep op de hardheidsclausule niet slaagt.

Beoordeling door de rechtbank

Vooraf
3. Eiser stelt dat hij ten tijde van indiening van zijn beroepschrift woonachtig was, en nog altijd is, in Nederland. De rechtbank is van het tegendeel niet gebleken. Daaruit volgt dat deze rechtbank bevoegd is het beroep te behandelen.
Oordeel
4.1.
De rechtbank beoordeelt of het UWV op goede gronden eisers recht op een Wajong-uitkering heeft beëindigd per 1 september 2021, omdat hij op dat moment niet meer in Nederland woonde. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser op grond van de hardheidsclausule zijn Wajong-uitkering mag exporteren naar Turkije. De rechtbank beoordeelt dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4.2.
De periode in geding loopt in dit geval van het moment van beëindiging van het recht op de Wajong-uitkering per 1 september 2021 tot het moment van herleving van het recht en opnieuw toekenning van de Wajong-uitkering per 1 februari 2022.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van eiser niet en heeft het UWV terecht eisers recht op een Wajong-uitkering beëindigd per 1 september 2021. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Medisch onderzoek door het UWV
6. Aan het bestreden besluit ligt een onderzoek door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ten grondslag.
6.1.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd, waaronder de medische stukken. Omdat een fysiek onderzoek niet bijdraagt aan de beoordeling, heeft de verzekeringsarts b&b afgezien van het bijwonen van de hoorzitting. De primaire verzekeringsarts heeft vastgesteld dat de situatie van eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor het meenemen van de Wajong-uitkering naar het buitenland. De verzekeringsarts b&b volgt dit. Er is namelijk geen sprake van het ondergaan van een medische behandeling van enige duur die uitsluitend geboden kan worden in Turkije. Ook is geen sprake van het volgen van de woonplaats van degene(n) van wie eiser voor zijn verzorging afhankelijk is en die genoodzaakt is om buiten Nederland te wonen. Het is medisch gezien namelijk niet noodzakelijk dat moeder de ondersteuning en verzorging biedt aan eiser. Deze zorg kan ook in Nederland geboden worden, zo nodig door een professionele instantie of instelling.
Beroepsgronden
7. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat het UWV ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule. Er is sprake van zwaarwegende redenen om buiten Nederland te gaan wonen en stopzetting van de Wajong-uitkering heeft aanmerkelijk nadeel tot gevolg. Eiser is in medisch opzicht afhankelijk van intensieve verzorging van en begeleiding door zijn moeder en de verhuizing van zijn moeder heeft een objectieve en dwingende noodzaak. Zorg door een professionele instantie of instelling in Nederland of het stopzetten van zijn Wajong-uitkering bij verhuizing naar Turkije is volgens eiser een ernstige inbreuk op zijn recht op familieleven als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarnaast is eiser voor zijn medische klachten uitbehandeld in Nederland en zal de behandeling in Turkije worden voortgezet. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst eiser naar de motie Santi/Stroeken (Kamerstukken II 2001/02, 27 895, nr. 7, 244 en 244a) en uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB; ECLI:NL:CRVB:2017:97) en van deze rechtbank (ECLI:NL:RBBRE:2010:BM5238).
Overwegingen rechtbank
8.1.
Het niet in Nederland wonen is een uitsluitingsgrond voor het recht op een Wajong-uitkering (het exportverbod). Deze uitsluitingsgrond is van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen. [1]
Uitzondering op deze hoofdregel is de hardheidsclausule, die naar aanleiding van de motie Santi/Stroeken (waar eiser naar verwijst) een verbeterde formulering heeft gekregen. De hardheidsclausule houdt in dat het UWV de hoofdregel buiten toepassing kan laten of daarvan kan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van het eindigen van het recht op arbeidsondersteuning indien de jonggehandicapte buiten Nederland gaat wonen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. [2]
Het UWV heeft in het Besluit beleidsregels voortzetting Wajong-uitkering buiten Nederland (het Besluit) [3] aangegeven op welke wijze door hem uitvoering zal worden gegeven aan de hardheidsclausule. In artikel 2 van dit Besluit is bepaald dat van een onbillijkheid van overwegende aard sprake is, indien de jonggehandicapte naar het oordeel van het UWV zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en naar verwachting als gevolg van het eindigen van het recht op arbeidsondersteuning of arbeidsongeschiktheidsuitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden. Als zwaarwegende redenen om buiten Nederland te gaan wonen worden in ieder geval aangemerkt:
a. het ondergaan van een medische behandeling van enige duur;
b. het aanvaarden van arbeid met enig reïntegratieperspectief;
c. het volgen van de woonplaats van degene(n) van wie de jonggehandicapte voor zijn verzorging afhankelijk is en die genoodzaakt is om buiten Nederland te gaan wonen.
8.2.
In dit geval verwijst de rechtbank allereerst naar vaste jurisprudentie van de CRvB [4] waarin is geoordeeld dat blijkens de wetgeschiedenis het exportverbod van de Wajong-uitkering het uitgangspunt is en dat de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke situaties toepassing kan vinden, die door het UWV enerzijds expliciet zijn genoemd in het Besluit en voor het overige moeten voldoen aan de voorwaarde dat een noodzaak bestaat voor het wonen buiten Nederland op gronden die objectief en dwingend van aard zijn. Beoordeeld moet worden of sprake is van zwaarwegende redenen en of het beëindigen van de uitkering een aanmerkelijk nadeel betekent.
8.3.
Eiser beroept zich op artikel 2, onderdelen a en c, van het Besluit en op een ernstige inbreuk op zijn recht op familieleven.
8.4.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen in hun rapportages voldoende hebben gemotiveerd dat er geen medische noodzaak voor eiser is om naar Turkije te verhuizen. De door eiser gestelde behandeling betreft het gebruik van medicatie voor astma en seizoensgebonden rhinitis (ontsteking van het neusslijmvlies). Eiser heeft niet met medische stukken aannemelijk gemaakt dat sprake is van een medisch noodzakelijke behandeling van enige duur in Turkije. Nog daargelaten dat niet gebleken is dat de gestelde behandeling niet in Nederland kan plaatsvinden.
8.5.
Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van eisers afhankelijkheid van zijn moeder. De noodzaak van eisers moeder om naar Turkije te verhuizen, wordt door het UWV niet betwist. Volgens de verzekeringsartsen is het voor eiser echter niet noodzakelijk om zijn moeder te volgen, omdat hij niet afhankelijk is van haar zorg en begeleiding. Deze zorg kan overgenomen worden door professionele instanties of instellingen. Eiser heeft de gestelde afhankelijkheid van zijn moeder niet aannemelijk gemaakt noch met stukken onderbouwd. Dit geldt te meer nu uit de verklaring van moeder blijkt dat eiser in Turkije niet bij zijn moeder heeft gewoond, maar samen met zijn jongere broer die voor hem zorgde. Sinds 25 januari 2022 woont hij bij zijn vader en oma in Nederland. Eisers stelling dat zij niet voor hem kunnen zorgen, kan zonder onderbouwing met objectieve stukken niet worden gevolgd.
8.6.
Ook is geen sprake van een ongerechtvaardigde schending van artikel 8 van het EVRM. Het stond eiser immers vrij om al dan niet met zijn moeder mee naar Turkije te verhuizen. Bovendien heeft het exportverbod eiser feitelijk ook niet weerhouden om mee te verhuizen. De verhuizing naar het buitenland heeft wel gevolgen voor zijn recht op een Wajong-uitkering. Daarmee is echter niet gegeven dat het bestreden besluit inbreuk maakt op het recht op familie- en gezinsleven als omschreven in artikel 8 van het EVRM. [5]
8.7.
Uit het voorgaande volgt dat het UWV op goede gronden heeft vastgesteld dat de door eiser genoemde omstandigheden niet als zwaarwegende redenen kunnen worden aangemerkt, die aanleiding zouden moeten geven tot toepassing van de hardheidsclausule.
De hoofdregel, het exportverbod, is daarom van toepassing.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het recht van eiser op een Wajong-uitkering terecht is beëindigd per 1 september 2021. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, voorzitter, en mr. I.M. Josten en mr. J.E.C. Vriends, leden, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 9 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

Wajong
Artikel 2:11, eerste lid
Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen worden de volgende uitsluitingsgronden onderscheiden:
a. het rechtens zijn vrijheid zijn ontnomen;
b. het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;
c. het niet in Nederland wonen;
d. het als vreemdeling niet rechtmatig verblijf houden in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000;
e. het bereiken of bereikt hebben van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet;
f. een uitreiziger zijn.
Artikel 2:13
1. In afwijking van de artikelen 2:15 en 2:16 is artikel 2:11, eerste lid, onderdeel c, eerst van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen.
2. Het eerste lid is tevens van toepassing op de jonggehandicapte die buiten Nederland is gaan wonen en op wie artikel 1:2, derde lid, van toepassing is.
3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan artikel 2:11, eerste lid, onderdeel c, buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van het eindigen van het recht op arbeidsondersteuning indien de jonggehandicapte buiten Nederland gaat wonen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Het UWV heeft in zijn Besluit beleidsregels voortzetting Wajong-uitkering buiten Nederland van 29 april 2003 (Staatscourant 2003, 84) aangegeven op welke wijze door hem uitvoering zal worden gegeven aan de hardheidsclausule van artikel 2:13, derde lid, van de Wajong.
Besluit Beleidsregels voortzetting Wajong-uitkering buiten Nederland
Artikel 2
Van een onbillijkheid van overwegende aard is sprake indien de jonggehandicapte naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en naar verwachting als gevolg van het eindigen van het recht op arbeidsondersteuning of arbeidsongeschiktheidsuitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden. Als zwaarwegende redenen om buiten Nederland te gaan wonen worden in ieder geval aangemerkt:
a. het ondergaan van een medische behandeling van enige duur;
b. het aanvaarden van arbeid met enig reïntegratieperspectief;
c. het volgen van de woonplaats van degene(n) van wie de jonggehandicapte voor zijn verzorging afhankelijk is en die genoodzaakt is om buiten Nederland te gaan wonen.

Voetnoten

1.Artikel 2:11, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 2:13 van de Wajong.
2.Artikel 2:13, derde lid, van de Wajong.
3.Staatscourant 2003, 84
4.Zie onder andere CRvB 21 augustus 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BE9061, 16 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:650 en 17 mei 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:936.
5.Zie bijvoorbeeld CRvB 16 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:885, en 16 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:650.