ECLI:NL:CRVB:2023:936

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
21/1933 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot export van Wajong-uitkering naar Spanje op basis van hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellante, die sinds 1984 een uitkering op grond van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet (AAW) ontvangt, heeft verzocht haar Wajong-uitkering te mogen exporteren naar Spanje. Dit verzoek is door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen, omdat de redenen die appellante aanvoerde om naar Spanje te verhuizen niet voldoende waren om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verhuizing naar Spanje in overwegende mate gebaseerd is op de eigen keuze van appellante en dat er geen objectieve en dwingende noodzaak is om de hardheidsclausule toe te passen. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat appellante niet vanuit medisch oogpunt is aangewezen op een leven in Spanje. De rechtbank heeft de keuze van het Uwv om de hardheidsclausule niet toe te passen, als niet onredelijk beoordeeld. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en benadrukt dat het exportverbod van de Wajong-uitkering het uitgangspunt is, waarbij de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden toegepast.

De Raad heeft ook opgemerkt dat de door appellante aangevoerde omstandigheden, zoals een betere kwaliteit van leven in Spanje, niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. De beslissing van het Uwv om de aanvraag af te wijzen is derhalve in stand gehouden, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

21 1933 WAJONG

Datum uitspraak: 17 mei 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 23 april 2021, 19/2914 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats 1] ( Spanje ) (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft [gemachtigde], hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft deels via videobellen plaatsgevonden op 5 april 2023. Namens appellante is [gemachtigde] verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.P. Heijnen-Veldman.

OVERWEGINGEN

1.1.
Aan appellante is per 7 september 1984 een uitkering op grond van de Algemene
arbeidsongeschiktheidswet (AAW) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 80 tot 100%. Appellante heeft een aangeboren hersenafwijking die zich uit door halfzijdige verlammingsverschijnselen en spasticiteit. Daarnaast heeft appellante PTSS. De AAW-uitkering is per 1 januari 1998 van rechtswege omgezet in een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.2.
Bij brief van 18 februari 2019 heeft appellante het Uwv verzocht haar Wajong-uitkering te mogen exporteren naar Spanje met een beroep op de hardheidsclausule. Appellante heeft toegelicht dat zij in augustus/september 2016 is gevallen en daarbij haar linkerbeen op meerdere plekken heeft gebroken. Door haar aangeboren lichamelijke beperking heeft het herstel erg lang geduurd, appellante is nog steeds aan het revalideren. Appellante ervaart sinds de val meer fysieke en mentale klachten (depressieve klachten). Na verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 24 april 2019 besloten dat appellante niet met behoud van haar Wajong-uitkering naar Spanje kan verhuizen. Hieraan heeft het Uwv ten grondslag gelegd dat de door appellante naar voren gebrachte redenen om naar Spanje te willen verhuizen geen aanleiding geven om de hardheidsclausule toe te passen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 24 september 2019 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 24 april 2019 ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een rapport van 10 september 2019 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat er voor appellante geen objectieve en dwingende noodzaak is om naar Spanje te verhuizen. Appellante meent in Spanje een betere kwaliteit van leven te hebben, maar dat is een subjectief en geen objectief gegeven. Ook haar ervaring dat de mensen in Spanje meer begrip voor haar hebben, is een subjectieve inschatting. Het Uwv blijft bij zijn standpunt dat de door appellante naar voren gebrachte redenen geen aanleiding geven om de hardheidsclausule toe te passen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat tussen partijen niet in geschil is dat in het geval van appellante geen sprake is van een situatie zoals genoemd in artikel 2, aanhef en onder a tot en met c, van het Besluit Beleidsregels voortzetting
Wajong-uitkering buiten Nederland (Beleidsregels). Ter beoordeling ligt voor of in het geval van appellante sprake is van overige omstandigheden die een grondslag vormen voor toepassing van de hardheidsclausule. De rechtbank heeft benadrukt dat volgens de wetsgeschiedenis het exportverbod van de Wajong-uitkeringen het uitgangspunt is en dat de hardheidsclausule slechts zal worden toegepast indien sprake is van zwaarwegende redenen om buiten Nederland te gaan wonen. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3238), overwogen dat de invulling die het Uwv in de Beleidsregels aan de toepassing van de hardheidsclausule heeft gegeven, niet onjuist of onredelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv in redelijkheid kunnen besluiten de hardheidsclausule niet toe te passen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verzekeringsartsen de beschikbare (medische) informatie op inzichtelijke wijze hebben betrokken in hun oordeelsvorming en hebben geconcludeerd dat appellante niet vanuit medisch oogpunt is aangewezen op een leven in Spanje . Appellante heeft een verklaring van haar fysiotherapeut overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt dat zij minder klachten ervaart als zij in Spanje verblijft. De fysiotherapeut heeft verklaard dat hij een toename in de mobiliteit van appellante heeft gemerkt als zij terugkwam van haar vakantie in Spanje en dat hij zich als fysiotherapeut kan voorstellen dat een permanent verblijf in het Spaanse klimaat een substantiële verbetering betekent voor de kwaliteit van leven. Naar het oordeel van de rechtbank kan aan deze verklaring niet het gewicht worden toegekend dat appellante daaraan toegekend wenst te zien, nu een fysiotherapeut geen arts is en zijn verklaring niet wordt onderbouwd door aanvullende medische informatie. De ervaringen van appellante en haar standpunt dat deze omstandigheden in Spanje zullen leiden tot een betere kwaliteit van leven, bieden onvoldoende grondslag voor toepassing van de hardheidsclausule nu de medische onderbouwing hiervoor ontbreekt. De wetgever heeft bewust gekozen voor een exportverbod bij een Wajong-uitkering, waarvan slechts bij uitzondering kan worden afgeweken. De rechtbank heeft de keuze van de wetgever te respecteren.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt herhaald dat de door haar aangevoerde omstandigheden reden zijn om de hardheidsclausule toe te passen. Appellante ervaart een veel betere kwaliteit van leven als zij in Spanje verblijft; zowel fysiek als mentaal. Appellante woont inmiddels in Spanje en sindsdien gaat het veel beter met haar. Zij heeft door het warme klimaat minder last van haar spasticiteit waardoor zij veel actiever kan zijn dan in Nederland. Ook voelt appellante zich mentaal een stuk beter en hoeft zij veel minder medicijnen te gebruiken dan in Nederland het geval was. Deze omstandigheden onderbouwen volgens appellante dat zij om medische redenen in Spanje is gaan wonen. Appellante heeft verwezen naar de wetsgeschiedenis van de hardheidsclausule, waarin onder meer is besproken dat export van de Wajong-uitkering mogelijk zou moeten zijn als door het wonen in het buitenland de kwaliteit van leven zal verbeteren. Volgens appellante is de bedoeling van de wetgever met het exportverbod geweest om misbruik of oneigenlijk gebruik van de regeling te voorkomen. Hiervan is in het geval van appellante geen sprake, zodat dit geen reden kan zijn om export van de Wajong-uitkering te weigeren. Appellante doet een beroep op de menselijke maat en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waarbij zij onder meer heeft verwezen naar de rapporten die zijn opgemaakt in het kader van de zogenoemde kinderopvangtoeslagenaffaire
.Volgens appellante heeft het Uwv niet naar haar individuele situatie gekeken maar de aanvraag alleen afgewezen op de algemene grond dat export van de Wajong-uitkering in principe niet mogelijk is.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom er voor appellante geen sprake is van zwaarwegende redenen om naar Spanje te verhuizen. Het is een overwegend eigen keuze van appellante om in Spanje woonachtig te willen zijn. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is dit geen reden om toepassing te geven aan de hardheidsclausule. De wetgever heeft bedoeld om grote terughoudendheid te betrachten bij het exporteren van de Wajong-uitkering. Dit is een bewuste keuze van de wetgever geweest. Daarbij is van belang dat de Wajong-uitkering een voorziening is en geen werknemersverzekering. Volgens het Uwv is in het geval van appellante geen sprake van een situatie dat toepassing van de wetgeving tot een evident onredelijk resultaat heeft geleid. Appellante kan in Nederland blijven wonen met behoud van haar Wajong-uitkering, het is een eigen keuze van appellante om toch naar Spanje te verhuizen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 3:19, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wajong is bepaald dat het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen. Het Uwv kan dit zogeheten exportverbod op grond van het negende lid van dit artikel (de zogeheten hardheidsclausule) buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van het eindigen van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering indien de jonggehandicapte buiten Nederland gaat wonen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2.
In artikel 2 van de Beleidsregels is bepaald dat van een onbillijkheid van overwegende aard sprake is indien de jonggehandicapte zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en naar verwachting als gevolg van het beëindigen van het recht op arbeidsondersteuning of arbeidsongeschiktheidsuitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden. Als zwaarwegende redenen worden in ieder geval aangemerkt:
a. het ondergaan van een medische behandeling van enige duur;
b. het aanvaarden van arbeid met enig re-integratieperspectief;
c. het volgen van de woonplaats van degene(n) van wie de jonggehandicapte voor zijn
verzorging afhankelijk is en die genoodzaakt is om buiten Nederland te gaan wonen.
In de toelichting bij de Beleidsregels is vermeld dat de hardheidsclausule steeds aan de hand van de omstandigheden van het individuele geval moet worden toegepast en er ook in andere dan de drie hiervoor genoemde situaties grond kan zijn voor toepassing van de hardheidsclausule. Daarom moet in alle gevallen beoordeeld worden of sprake is van zwaarwegende redenen en of het beëindigen van de uitkering een aanmerkelijk nadeel betekent. Het Uwv beoordeelt de omstandigheden zoals die van toepassing zijn op het moment dat de cliënt buiten Nederland gaat wonen.
4.3.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het exportverbod van de Wajong-uitkering uitgangspunt is en dat met de hardheidsclausule een voorziening is getroffen die kan worden toegepast in die individuele gevallen waarin toepassing van de wet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Anders dan appellante heeft aangevoerd, is de invoering van het exportverbod niet uitsluitend ingegeven om oneigenlijk gebruik van de regeling of calculerend gedrag te voorkomen. Volgens de wetsgeschiedenis leent de aard en doelstelling van de Wajong zich niet voor export (TK 2001-2002, 27 895, nr. 5, p. 2) omdat de Wajong een uit algemene middelen gefinancierde arbeidsongeschiktheidsvoorziening is die beoogt in Nederland wonende jonggehandicapten een uitkering te geven waardoor ze in staat zijn tot zelfontplooiing te komen. De hardheidsclausule kan slechts in uitzonderlijke situaties toepassing vinden, die door het Uwv deels expliciet zijn genoemd in de Beleidsregels en voor het overige moeten voldoen aan de voorwaarde dat een noodzaak bestaat voor het wonen buiten Nederland op gronden die objectief en dwingend van aard zijn. De invulling die het Uwv in zijn beleidsregels aan de toepassing van de hardheidsclausule heeft gegeven is, zoals de Raad eerder heeft geoordeeld, niet onjuist of onredelijk (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 november 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU5101).
4.4.1.
De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat het Uwv op goede gronden heeft besloten om geen toepassing te geven aan de hardheidsclausule omdat in de situatie van appellante niet gesproken kan worden van een onbillijkheid van overwegende aard, zoals bedoeld in artikel 3:19, negende lid, van de Wajong. Dat appellante een betere kwaliteit van leven ervaart sinds zij in Spanje woont, betekent niet dat er een (medische) noodzaak was voor appellante om naar Spanje te verhuizen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 10 september 2019 voldoende gemotiveerd waarom de door appellante aangevoerde omstandigheden geen medische noodzaak vormen om naar Spanje te verhuizen. Appellante heeft in hoger beroep geen nadere medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat wel sprake is van een medische noodzaak om naar Spanje te verhuizen. De in beroep overgelegde brief van de fysiotherapeut is hiervoor onvoldoende. Uit deze brief is weliswaar af te leiden dat de klachten van appellante afnemen als zij in Spanje is en haar gezondheidssituatie in zoverre verbetert, maar hieruit blijkt niet dat het om dringende medische redenen noodzakelijk is om in Spanje te wonen. De reden van appellante om naar Spanje te willen verhuizen, het ervaren van een betere kwaliteit van leven, is begrijpelijk, maar kan niet wegnemen dat de verhuizing in overwegende mate op de eigen keuze is gebaseerd zonder dat van een objectieve en dwingende noodzaak daartoe is gebleken.
4.4.2.
Appellante wordt niet gevolgd in haar standpunt dat het Uwv de afwijzing van haar verzoek niet heeft toegespitst op haar individuele situatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op basis van alle door appellante aangevoerde omstandigheden beoordeeld of er voor appellante een medische noodzaak was om naar Spanje te verhuizen. Het Uwv heeft dus een op de individuele situatie van appellante toegespitste beoordeling uitgevoerd. Het bestreden besluit heeft ook voor appellante financieel nadelige gevolgen gehad, omdat zij sinds de verhuizing naar Spanje in september 2021 geen recht meer heeft op een
Wajong-uitkering. Er is geen aanleiding om in dit geval dit financiële nadeel als onevenredig te beoordelen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Uwv op goede gronden heeft geoordeeld dat er voor appellante geen zwaarwegende redenen zijn om in Spanje te gaan wonen en dat het haar eigen keuze is om naar Spanje te verhuizen, wetende dat de
Wajong-uitkering dan wordt beëindigd.
4.5.
Uit 4.1 tot en met 4.4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van
L.R. Kokhuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
De griffier is verhinderd te ondertekenen.