ECLI:NL:RBBRE:2010:BM5238

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
7 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09 / 5619 WAJONG
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de hardheidsclausule bij beëindiging Wajong-uitkering door verhuizing naar het buitenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 7 mei 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een jonggehandicapte die sinds 9 maart 2007 een Wajong-uitkering ontvangt, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarin zijn Wajong-uitkering werd beëindigd omdat hij naar Curaçao zou verhuizen, waar zijn vader een baan had aanvaard. Eiser stelde dat deze verhuizing niet op eigen keuze was gebaseerd, maar noodzakelijk was voor zijn verzorging, aangezien hij afhankelijk was van zijn vader.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de hardheidsclausule, die in bepaalde gevallen kan worden toegepast om onbillijkheid te voorkomen, ten onrechte niet had toegepast. Eiser voerde aan dat zijn vader naar Curaçao verhuisde voor werk en dat dit een zwaarwegende reden was voor de verhuizing. De rechtbank oordeelde dat de verhuizing van eisers vader niet louter op eigen keuze was gebaseerd, maar voortkwam uit de noodzaak om werk te aanvaarden na een periode van werkloosheid in Nederland. Dit leidde tot de conclusie dat eiser door het beëindigen van zijn uitkering een aanmerkelijk nadeel zou ondervinden.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit van het UWV en herstelde het primaire besluit, waardoor eisers recht op Wajong-uitkering niet eindigde bij verhuizing naar Curaçao. Tevens werd het UWV veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser. De uitspraak benadrukt het belang van de hardheidsclausule in situaties waarin de verhuizing van een jonggehandicapte niet louter op eigen keuze is gebaseerd, maar voortkomt uit noodzakelijke omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 09 / 5619 WAJONG
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
[naam persoon],
wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde mr. C.C.W.G.M. Janssens,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV; kantoor Eindhoven),
verweerder.
1. Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 16 november 2009 (bestreden besluit), inzake zijn recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Het beroep is behandeld ter zitting van 29 april 2010, waarbij aanwezig waren eisers gemachtigde en eisers moeder. Namens verweerder is verschenen mr. R.E.J.P.M. Rutten.
2. Beoordeling
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser ontvangt sinds 9 maart 2007 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Bij brief van 20 juli 2009 heeft eiser verweerder gemeld dat hij op een nader te bepalen datum naar Curaçao zal verhuizen omdat zijn vader aldaar een baan heeft aanvaard. In dat verband heeft eiser verweerder gevraagd om meer informatie over zijn recht op uitkering wanneer hij door onvoorziene omstandigheden weer terug zou keren naar Nederland.
Verweerder heeft, na medisch onderzoek, bij besluit van 11 augustus 2009 (primair besluit) besloten eisers Wajong-uitkering te beëindigen met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarop eiser buiten Nederland is gaan wonen.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
2.2 Eiser heeft in beroep, samengevat, aangevoerd dat zijn vader op Curaçao contact heeft met een stagebegeleider die jongeren begeleidt bij het vinden van een vaste baan in de horeca. Volgens hem zijn er op Curaçao nog mogelijkheden om zonder diploma een baan te krijgen en ligt de werkdruk daar beduidend lager dan in Nederland. Eiser is van mening dat hij zeker een concreet aanbod tot het aanvaarden van werk zal krijgen op het moment dat hem de kans wordt geboden om met genoemde stagebegeleider een traject in te gaan. Voorts heeft eiser gesteld dat zijn vader voor de keuze stond om in het buitenland te gaan werken of een bijstandsuitkering te gaan ontvangen. Naar eisers mening wordt hij door de keuze van zijn vader gestraft doordat zijn Wajong-uitkering wordt stopgezet.
2.3 In artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c van de Wajong, zoals dat luidde ten tijde in geding, is bepaald dat het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen.
Ingevolge artikel 17, zevende lid, van de Wajong, zoals dat luidde ten tijde in geding, kan het UWV het eerste lid, onderdeel c, buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voorzover toepassing, gelet op het belang van het eindigen van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering indien de jonggehandicapte buiten Nederland gaat wonen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
2.4 Het UWV heeft in zijn Besluit beleidsregels voortzetting Wajong-uitkering buiten Nederland van 29 april 2003 (Staatscourant 2003, nr. 84, p.17, hierna: Besluit) aangegeven op welke wijze uitvoering zal worden gegeven aan deze hardheidsclausule.
In artikel 2 van het Besluit is bepaald dat van een onbillijkheid van overwegende aard sprake is indien de jonggehandicapte zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en naar verwachting als gevolg van het beëindigen van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden. Als zwaarwegende redenen worden in ieder geval aangemerkt:
a. het ondergaan van een medische behandeling van enige duur;
b. het aanvaarden van arbeid met enig re-integratieperspectief;
c. het volgen van de woonplaats van degene(n) van wie de jonggehandicapte voor zijn verzorging afhankelijk is en die genoodzaakt is om buiten Nederland te gaan wonen.
2.5 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van het aanvaarden van arbeid met enig re-integratieperspectief. Er is op het moment van aanvraag geen sprake van een concreet aanbod van een baan. Voorts heeft verweerder erkend dat eiser voor de verzorging afhankelijk is van zijn ouders, doch naar verweerders mening is het een keuze van de ouders van eiser om naar het buitenland te gaan en geen noodzaak. Verweerder ziet dan ook geen aanleiding de hardheidsclausule toe te passen.
2.6 De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder in redelijkheid het verzoek van eiser heeft kunnen afwijzen, omdat er geen sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard, zodat verweerder geen toepassing hoefde te geven aan voornoemde hardheidsclausule.
De rechtbank verwijst allereerst naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep waarin is geoordeeld dat blijkens de wetgeschiedenis het exportverbod van de Wajong-uitkering het uitgangspunt is en dat de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke situaties toepassing kan vinden. Beoordeeld moet worden of sprake is van zwaarwegende redenen en of het beëindigen van de uitkering een aanmerkelijk nadeel betekent.
Volgens eiser zou om twee redenen de hardheidsclausule moeten worden toegepast, namelijk het meeverhuizen met zijn vader, die op Curaçao werk heeft gevonden en de arbeidsmogelijkheden voor eiser zelf aldaar.
Ten aanzien van dat laatste overweegt de rechtbank dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op Curaçao direct een baan kan aanvaarden. Blijkens het Besluit dient het te gaan om het aanvaarden van arbeid die een reëel perspectief biedt op re-integratie. Het zoeken naar werk of het vergroten van de kans op werk valt daar niet onder. Van een concreet aanbod van een baan is de rechtbank niet gebleken. Aan de omstandigheid dat op Curaçao een dringende behoefte bestaat aan horecapersoneel, zoals eiser heeft aangevoerd, kan dan ook geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Hetzelfde geldt voor eisers stelling dat er op Curaçao - in tegenstelling tot Nederland - nog mogelijkheden zijn om zonder diploma een baan te krijgen. Naar het oordeel van de rechtbank vormt eisers arbeidsperspectief op Curaçao dan ook geen zwaarwegende reden voor toepassing van de hardheidsclausule.
Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat de andere door eiser aangevoerde reden wel zodanig zwaarwegend is dat sprake is van onbillijkheid van overwegende aard. Daartoe wordt overwogen dat uit de toelichting bij het Besluit blijkt dat de redenen waarom de verzorgende personen buiten Nederland gaan wonen objectief van aard moeten zijn en dus niet in overwegende mate gebaseerd mogen zijn op een eigen keuze. In dit geval heeft eiser aangevoerd dat zijn vader emigreert vanwege het aanvaarden van een baan. Zijn vader was werkloos en heeft, na 2 jaar tevergeefs te hebben gesolliciteerd op functies in Nederland, een hem aangeboden baan op Curaçao aanvaard. De rechtbank wijst er in dit verband op dat voor eisers vader op grond van de Werkloosheidswet een plicht tot werkaanvaarding bestond. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat de verhuizing van eisers vader - en daarmee samenhangend de verhuizing van eiser - in overwegende mate is gebaseerd op een eigen keuze. De rechtbank acht voldoende aannemelijk gemaakt dat er een noodzaak bestaat om buiten Nederland te gaan wonen als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder c, van het Besluit.
2.7 Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat, nu eiser door het beëindigen van zijn uitkering een aanmerkelijk nadeel zal ondervinden, verweerder ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de hardheidsclausule. Het beroep dient daarom gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit te worden vernietigd.
Om de procedure niet langer te laten duren dan nodig is, zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat eisers recht op een Wajong-uitkering niet eindigt wanneer hij met zijn ouders naar Curaçao verhuist.
2.8 Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten van eiser, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op het hieronder opgenomen bedrag.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
herroept het primaire besluit;
bepaalt dat eisers recht Wajong-uitkering niet eindigt wanneer hij met zijn ouders op Curaçao gaat wonen;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,-;
gelast dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 41,- vergoedt.
Aldus gedaan door mr. M. Breeman, rechter, en door deze en mr. S. Constant, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2010
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.
In deze uitspraak is het beroep gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk verworpen. Indien u daarin niet wilt berusten, moet u tegen de uitspraak binnen bovengenoemde termijn hoger beroep instellen.
Afschrift verzonden op: