ECLI:NL:RBZWB:2023:5475
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van beroepen tegen uitspraken op bezwaar inzake teruggaaf BPM en belastingrente
Op 3 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 18/5686 en 23/696 t/m 23/723, waarbij de rechtbank de beroepen van belanghebbende, een VOF, tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst heeft beoordeeld. De beroepen waren gericht tegen een 29-tal kennisgevingen van teruggaaf BPM en belastingrente, die door de inspecteur waren verzonden naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de rechtbank van 29 december 2015. In deze eerdere uitspraak was een vaststellingsovereenkomst bereikt tussen partijen, waarin afspraken waren gemaakt over de teruggave van BPM en de vergoeding van rente.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de kennisgevingen geen voor bezwaar vatbare beschikkingen zijn, omdat zij slechts uitvoering geven aan de vaststellingsovereenkomst. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar beroep, omdat zij in plaats daarvan een civiele procedure had moeten starten indien zij meende dat de overeenkomst niet correct was nagekomen. De rechtbank heeft de beroepen niet inhoudelijk beoordeeld en heeft de verzoeken om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de gemachtigde van belanghebbende ter zitting had verklaard dat er geen spanning of frustratie was.
De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld tot betaling van € 2.511 aan proceskosten aan belanghebbende en heeft bepaald dat het griffierecht van € 338 aan belanghebbende moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.