ECLI:NL:RBZWB:2023:4954
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op bijstand en terugvordering na verblijf in het buitenland
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van 28 oktober 2021, betreffende zijn recht op bijstand op grond van de Participatiewet. Eiser, woonachtig in [plaatsnaam 1], had zijn bijstandsuitkering per 31 mei 2021 beëindigd zien worden door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Het college had vastgesteld dat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door zijn verblijf in het buitenland niet tijdig te melden. Eiser had in de periode van 14 januari 2021 tot en met 15 maart 2021 in [plaatsnaam 2] verbleven, wat leidde tot de herziening en intrekking van zijn bijstandsrecht. Het college had de terugvordering van ten onrechte verstrekte bijstand vastgesteld op € 2.043,23, na wijziging van de intrekkingsperiode.
De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 26 april 2023, waar beide partijen niet verschenen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld, waarbij eiser aanvoerde dat hij in een acute levensbedreigende noodsituatie verkeerde door een ernstige vorm van malaria. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden van eiser niet als zeer dringende redenen kunnen worden aangemerkt, en dat de schending van de inlichtingenplicht door eiser niet kan worden verontschuldigd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de beslissing van het college standhoudt en eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of proceskostenvergoeding.