ECLI:NL:RBZWB:2023:4561

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
BRE_22_964_ev
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over niet-ontvankelijkheid van bezwaren tegen belastingaanslagen met bestuurlijke lus

Op 30 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbenden bezwaar hadden gemaakt tegen belastingaanslagen. De inspecteur van de belastingdienst had de bezwaren van de belanghebbenden niet-ontvankelijk verklaard, onder andere vanwege een motiveringsgebrek en termijnoverschrijdingen. De rechtbank constateerde dat de niet-ontvankelijkverklaringen onterecht waren, vooral omdat de inspecteur niet voldoende had onderzocht of er sprake was van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijdingen. De rechtbank heeft besloten dat de inspecteur de gelegenheid krijgt om de gebreken in de uitspraken op bezwaar te herstellen. Dit is mogelijk gemaakt door toepassing van de bestuurlijke lus, zoals geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft de inspecteur een termijn van vier maanden gegeven om de gebreken te herstellen en de rechtbank te informeren over eventuele wijzigingen in de uitspraak op bezwaar. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, inclusief beslissingen over proceskosten en griffierecht. Deze tussenuitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/964 tot en met 22/1083

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2023 in de zaken tussen

[belanghebbende A], gevestigd te Baleares, Spanje,

[belanghebbende B], gevestigd te Cala Egos, Spanje,
[belanghebbende C], gevestigd te Cala Egos, Spanje,
belanghebbenden,
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Procesverloop

1. In de uitspraken op bezwaar van 17 januari 2022 heeft de inspecteur de bezwaren van belanghebbenden tegen belastingaanslagen loonbelasting, omzetbelasting en vennootschapsbelasting niet-ontvankelijk verklaard.
2. Belanghebbenden hebben tegen deze uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
3. De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
4. De rechtbank heeft de beroepen op 27 juni 2023 op een regiezitting behandeld. Belanghebbenden hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Namens de inspecteur zijn verschenen [verweerders].

Overwegingen

5. De belanghebbenden hebben een groot aantal beroepen ingesteld in verband met aan hen opgelegde belastingaanslagen. De rechtbank heeft in dat verband de uitspraken op bezwaar van de inspecteur beoordeeld. De rechtbank heeft geconstateerd dat er gebreken kleven aan (de totstandkoming van) de uitspraken op bezwaar. De rechtbank is namelijk van oordeel dat sprake is van onterechte niet-ontvankelijkverklaringen voor zover deze berusten op het argument dat de bezwaren niet (voldoende) gemotiveerd zijn. Voor zover de niet-ontvankelijkverklaringen berusten op het argument dat sprake is van termijnoverschrijdingen, is sprake van een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. De inspecteur heeft namelijk niet (voldoende) onderzocht of sprake is van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijdingen [1] , en tevens geen waarschuwing gegeven dat het niet binnen een termijn geven van een geldige verschoonbaarheidsreden tot niet-ontvankelijkheid kan leiden. [2] De rechtbank merkt volledigheidshalve op dat zij – gelet op het aantal ingestelde beroepen – niet uitputtend per bezwaarprocedure de juistheid van de uitspraken op bezwaar heeft getoetst. De reden daarvoor is dat de rechtbank bij een groot aantal uitspraken op bezwaar heeft geconstateerd dat deze niet de rechterlijke toets kunnen doorstaan. Daarbij is ook geconstateerd dat de gang van zaken in de bezwaarfase steeds erg op elkaar lijkt. De rechtbank acht het daarom vanuit praktische overwegingen aangewezen dat een herbeoordeling van alle uitspraken op bezwaar plaatsvindt. De rechtbank weegt daarbij mee dat partijen hebben volstaan met het innemen van algemene stellingen over de ontvankelijkheid in bezwaar, terwijl de betreffende beoordeling per bezwaar(procedure) moet plaatsvinden. De rechtbank heeft partijen dit ter zitting voorgehouden. . Belanghebbenden en de inspecteur hebben ter zitting ingestemd met het toepassen van de zogenaamde bestuurlijke lus.
6. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om de inspecteur in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de inspecteur de gebreken kan herstellen op vier maanden na verzending van deze tussenuitspraak.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt de inspecteur in de gelegenheid om binnen vier maanden na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen en de rechtbank te laten weten of en zo ja in hoeverre er reden is voor wijziging van de uitspraak op bezwaar en de standpunten in beroep;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 30 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 18 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1595.
2.Zie Hoge Raad 18 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1614.