Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 december 2024 in de zaken tussen
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur
de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
Het voeren van directie, interim-management, exploitatie en beheer, alsmede het investeren in ondernemingen, het deelnemen in ondernemingen als (stille) vennoot of aandeelhouder.’
Overwegingen
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar van 17 januari 2022 gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar van 17 januari 2022;
- verklaart de beroepen tegen de herstelde uitspraak op bezwaar 2017 en de herstelde uitspraak op bezwaar 2018 ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 2.407,41;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 92,59;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 500 aan proceskosten aan belanghebbende.