ECLI:NL:RBZWB:2023:4390
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag Bpm en immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juni 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 5.420, welke door de rechtbank werd verminderd tot € 3.746. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, maar dat de historische bruto Bpm van € 72.078 en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat van € 12.148 correcter zijn. Belanghebbende had op aangifte een bedrag van € 2.511 aan Bpm voldaan voor de registratie van een motorrijtuig, maar de inspecteur had een hogere Bpm vastgesteld op basis van een hertaxatie. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, vastgesteld op € 500, waarvan € 167 voor rekening van de inspecteur en € 333 voor rekening van de Staat der Nederlanden. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en veroordeelt de inspecteur tot het betalen van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 2.266 bedragen.