In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 april 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 12.352 opgelegd voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) en € 91 belastingrente. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat de inspecteur aan zijn hoorplicht heeft voldaan, ondanks dat belanghebbende niet op uitnodigingen is ingegaan. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, omdat de auto als nieuw wordt aangemerkt op basis van de lage kilometerstand, en dat de inspecteur het juiste bpm-tarief heeft gehanteerd. Belanghebbende maakt ook aanspraak op immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, wat de rechtbank toekent. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar wijst wel schadevergoeding toe aan belanghebbende, die door de inspecteur en de minister gezamenlijk moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.