Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Artikel 2, tweede lid, sub a en b ten eerste:
2. Behoudens het derde lid hebben voorts recht op toeslag (…) een ongehuwde, die niet met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft en die:
a. recht heeft op een loondervingsuitkering, en
b. per dag een inkomen heeft dat lager is dan:
1e. indien hij 21 jaar of ouder is: € 56,57.
Artikel 6, eerste lid, sub b en tweede lid:
1. Als inkomen wordt aangemerkt:
b. voor een ongehuwde: zijn inkomen uit arbeid of overig inkomen.
2. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen uit arbeid of overig inkomen als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan.
Artikel 8, tweede lid:
Voor de persoon, bedoeld in artikel 2, tweede lid, is de toeslag gelijk aan het verschil tussen het in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, bij de leeftijd van die persoon genoemd bedrag en het inkomen per dag.
Artikel 11a, eerste lid, sub a en tweede lid:
1. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van toeslag (…), herziet het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een dergelijk besluit (…):
a. indien het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 12 (…) heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van toeslag;
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.
1. Degene die aanspraak maakt op toeslag (…), zijn verplicht aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen waarvan hem of haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op toeslag, de hoogte van de toeslag, het geldend maken van het recht op toeslag of op het bedrag van de toeslag dat wordt betaald. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Artikel 20, eerste, tweede, vierde, vijfde en zevende lid:
1. De toeslag die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 11a (…) onverschuldigd is
betaald (…), wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen teruggevorderd.
2. In afwijking van het eerste lid kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien degene van wie wordt teruggevorderd:
a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;
b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;
c. gedurende vijf jaar geen betaling heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of
d. een bedrag, overeenkomend met tenminste 50% van de restsom in één keer aflost.
4. De in het tweede lid, onder a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 12.
5. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
7. In afwijking van het eerste lid kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekering, onder voorwaarden die Onze Minister kan stellen, besluiten van terugvordering af te zien indien het terug te vorderen bedrag een door Onze Minister vast te stellen bedrag niet te boven gaat.
Algemeen inkomstenbesluit socialezekerheidswetten (AIB)
Artikel 2:4, eerste lid, sub m:
1. Onder overig inkomen wordt verstaan:
m. een uitkering op grond van een pensioenregeling als bedoeld in de Wet op de Loonbelasting 1964 (…);
Regeling uitzondering inlichtingenplicht (regeling inlichtingenplicht)
Artikel 4a, eerste lid:
De inlichtingenplicht van degene die aanspraak maakt op toeslag (…), bedoeld in artikel 12 van de Toeslagenwet, geldt niet ten aanzien van gegevens die in de basisregistratie personen zijn opgenomen ten aanzien van:
a. een adreswijziging als bedoeld in artikel 2.39 van de Wet basisregistratie personen;
b. gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling (…).
Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 (beleidsregels)
2. Indien als gevolg van (…) het niet nakomen door de verzekerde van een inlichtingenverplichting (…) tot een te hoog bedrag uitkering is vertrekt, wordt de uitkering (…) herzien met terugwerkende kracht tot en met de dag waarop de uitkering zou zijn (…) herzien als de verzekerde wel volledig aan zijn verplichting zou hebben voldaan. (…)