ECLI:NL:CRVB:2019:3710
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van te veel betaalde toeslag wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de terugvordering van een te veel betaalde toeslag op grond van de Toeslagenwet, die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had ingesteld. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het Uwv, waarin werd gesteld dat zij haar inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden en dat er geen dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien. Appellante had aangevoerd dat zij last had van pijnklachten en een verergering van haar depressie, maar de Raad oordeelde dat deze omstandigheden niet leidden tot onaanvaardbare sociale of financiële consequenties. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de terugvordering gerechtvaardigd was.
De uitspraak benadrukt dat dringende redenen voor het afzien van terugvordering slechts kunnen worden aangenomen in uitzonderlijke gevallen, waarin de gevolgen voor de betrokkene onaanvaardbaar zijn. De Raad concludeerde dat de informatie van de huisarts niet voldoende was om te stellen dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen had voor appellante. De beslissing van de rechtbank werd dan ook onderschreven en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.