ECLI:NL:RBZWB:2022:6757
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor rijnvarenden
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 november 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 29 november 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd voor het jaar 2016, gebaseerd op een belastbaar inkomen van € 29.507. Belanghebbende, die in 2016 in Nederland woonachtig was, maakte bezwaar tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft belanghebbende tijdig beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 13 april 2022 aangegeven dat een zitting niet nodig was, maar na een verzoek van de gemachtigde heeft de rechtbank het onderzoek heropend en een mondelinge behandeling gepland op 27 september 2022. Tijdens deze zitting zijn de inspecteurs verschenen, maar belanghebbende was niet aanwezig. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en binnen zes weken uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft beoordeeld of belanghebbende verplicht verzekerd is voor de Nederlandse socialezekerheidswetgeving en of de inspecteur gebonden is aan de A1-verklaring die door de Sociale Verzekeringsbank was afgegeven. De rechtbank concludeert dat de inspecteur terecht de aanslag heeft opgelegd en dat belanghebbende geen recht heeft op verrekening van in Liechtenstein geheven premies met Nederlandse premies. Het beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard, en er is geen recht op proceskostenvergoeding of vergoeding van griffierecht.