ECLI:NL:HR:2021:187
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Rijnvarendenovereenkomst en heffing premie volksverzekeringen in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen [X] te [Z]. De zaak betreft de heffing van premie volksverzekeringen over het jaar 2013, waarbij belanghebbende verzocht had om vrijstelling van deze premie. De Inspecteur had deze vrijstelling voor een bepaalde periode niet verleend, wat leidde tot de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. Belanghebbende, werkzaam als rijnvarende, had gedurende een deel van het jaar 2013 in het buitenland gewerkt en was onderworpen aan buitenlandse socialeverzekeringspremies. De Sociale Verzekeringsbank had een A1-verklaring afgegeven, waaruit bleek dat de Nederlandse wetgeving van toepassing was. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch had geoordeeld dat belanghebbende verzekerd en premieplichtig was in Nederland, en de ingehouden buitenlandse premies in mindering had gebracht op de Nederlandse premie. De Hoge Raad oordeelde dat deze beslissing in strijd was met Europese regelgeving en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarbij de uitspraak van het Hof werd vernietigd. De Hoge Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.