Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende
de inspecteur van de belastingdienst (de inspecteur),
de Minister van Veiligheid en Justitie (de Minister).
Inleiding
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
Aangezien het stelsel van de Rijnvarendenovereenkomst belet dat op een rijnvarende de wetgeving van meer dan één Rijnoeverstaat van toepassing zou kunnen zijn en niet voorziet in voorlopige toepassing van wetgeving van een Rijnoeverstaat, bieden de artikelen 6 en 73 Toepassingsverordening geen grondslag voor verrekening in een geval waarin op grond van de Rijnvarendenovereenkomst de wetgeving van slechts één Rijnoeverstaat van toepassing is en in de uitvoeringspraktijk desondanks in meer dan één Rijnoeverstaat premies worden geheven.
Overschrijding redelijke termijn
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 762;
- veroordeelt de Minister tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 1.238;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 189,75 proceskosten aan belanghebbende;
- veroordeelt de Minister tot betaling van € 189,75 proceskosten aan belanghebbende;
- bepaalt dat de inspecteur van het griffierecht € 24 aan belanghebbende moet vergoeden;
- bepaalt dat de Minister van het griffierecht van € 24 aan belanghebbende moet vergoeden.