ECLI:NL:RBZWB:2022:614

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 20_7153
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van het UWV om besluiten inzake Wajong uitkering te herzien

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering. Eiseres had eerder aanvragen ingediend, die door het UWV waren afgewezen op basis van de conclusie dat zij geen arbeidsvermogen had, maar dat er in de toekomst mogelijkheden tot herstel waren. Eiseres heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt en beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die een herziening van de besluiten rechtvaardigden.

De rechtbank heeft de processtukken en de argumenten van beide partijen zorgvuldig bekeken. Eiseres voerde aan dat haar medische situatie was verslechterd en dat er nieuwe diagnoses waren gesteld, waaronder PTSS en een persoonlijkheidsstoornis. Het UWV daarentegen stelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere besluiten konden ondermijnen. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat er nieuwe medische feiten waren die een andere beoordeling van haar arbeidsvermogen rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat het UWV de afwijzing van de herzieningsverzoeken op goede gronden had gedaan en dat er geen aanleiding was om de eerdere besluiten te herzien.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de besluiten van het UWV. Eiseres had geen rechtsmiddelen aangewend tegen de eerdere besluiten, waardoor deze onherroepelijk waren geworden. De rechtbank benadrukte dat het aan eiseres was om nieuwe feiten of omstandigheden aan te tonen, wat zij niet had gedaan. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 10 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/7153 WAJONG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 februari 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 28 januari 2020 (primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) afgewezen.
In het besluit van 12 juni 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 6 januari 2022. Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van eiseres en namens het UWV mr. M.B.A. van Grinsven.

Overwegingen

1.
Feiten en omstandigheden
Op 17 november 2016 heeft eiseres, geboren op [geboortedatum] , bij het UWV een aanvraag Beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Bij deze aanvraag heeft eiseres de ‘Rapportage: Brief Symptom Inventory (BSI)’ van 1 november 2016 gevoegd.
Bij besluiten van 22 maart 2017 heeft het UWV aan eiseres een indicatie banenafspraak toegekend, maar geweigerd aan haar een Wajonguitkering toe te kennen. Volgens het UWV heeft eiseres geen arbeidsvermogen, maar is de verwachting dat zij dat in de toekomst wel zal hebben. Het UWV heeft zich daarbij gebaseerd op de conclusies en bevindingen van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] van 16 maart 2017. Volgens [naam verzekeringsarts] zijn er voor eiseres nog behandelmogelijkheden waarmee de kans op herstel gunstig is.
Op 19 januari 2018 heeft eiseres bij het UWV opnieuw een aanvraag Beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Hierbij is een behandelovereenkomst van Antes van 4 juli 2017 overgelegd.
Bij besluit van 12 maart 2018 heeft het UWV geweigerd aan eiseres een Wajonguitkering toe te kennen. Het UWV beschouwt de aanvraag van eiseres van 19 januari 2018 als een verzoek om terug te komen op het besluit van 22 maart 2017 (herzieningsverzoek). Hij ziet daarvoor geen aanleiding omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gebleken en baseert zich hierbij op de bevindingen en conclusies van arts [naam arts] van 15 februari 2018.
Op 12 december 2019 heeft eiseres bij het UWV nogmaals, voor de derde keer, een aanvraag Beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Bij deze aanvraag heeft eiseres geen medische informatie gevoegd.
Met het primaire besluit heeft het UWV deze aanvraag afgewezen. Het UWV beschouwt deze aanvraag als een verzoek om terug te komen op de onherroepelijke besluiten van 22 maart 2017 en12 maart 2018. Hij ziet daarvoor geen aanleiding omdat er niet gebleken is van nieuwe feiten of omstandigheden.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Volgens het UWV zijn er geen nieuwe feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de besluiten van 22 maart 2017 en 12 maart 2018 niet juist zijn. De aanvraag van 12 december 2019 bevat geen nieuwe medische feiten. Daarnaast is de verwachting dat de medische klachten van eiseres nog kunnen verbeteren.
2.
Beroepsgronden
Eiseres meent dat er wel nieuwe feiten of omstandigheden zijn. In haar aanvraag geeft zij angst- en paniekaanvallen aan. Deze klachten waren bij eerdere aanvragen nog niet aan de orde. Volgens eiseres heeft het UWV zonder medische informatie op te vragen geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn.
In reactie op de eerste aanvraag in november 2016 heeft het UWV gesteld dat eiseres geen werknemersvaardigheden heeft. Vanwege behandelmogelijkheden werd de kans op herstel gunstig geacht. Drie-en-een-half jaar verder is dat herstel er echter nog steeds niet. Geconcludeerd moet daarom worden dat er geen uitzicht is op herstel, eiseres duurzaam arbeidsongeschikt is en voor een Wajonguitkering in aanmerking dient te komen.
Subsidiair, als er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden, verzoekt eiseres ook om herziening van de besluiten van 22 maart 2017 en 12 maart 2018. Voorafgaande aan deze besluiten heeft geen inhoudelijke beoordeling plaatsgevonden. Daarnaast is er in het besluit van 12 maart 2018 ten onrechte geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren. Die waren er namelijk wel. Eind 2017 zijn er bij eiseres de diagnosen PTSS, persisterende depressieve stoornis en een vroeg begin van een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis gesteld. Het UWV heeft in 2018 gesteld dat de persoonlijkheids-stoornis een label is voor al langer bestaande klachten. Dit is niet juist. Eind 2017 is sprake van een vroeg begin van een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Er zijn duidelijke kenmerken van een cluster B persoonlijkheidsstoornis. Het UWV heeft de aanvraag in 2018 daarom ten onrechte afgewezen op de grond dat er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn.
3.
Wettelijk kader
Het toepasselijk wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
4.
Oordeel van de rechtbank
Ter beoordeling ligt aan de rechtbank voor of het UWV op goede gronden heeft geweigerd de besluiten van 22 maart 2017 en 12 maart 2018 te herzien.
Het UWV heeft dat geweigerd, omdat er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn gebleken.
rechtspraak
In zijn uitspraak van 20 december 2016 [1] heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in navolging van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 november 2016 [2] zijn rechtspraak over de toetsing door de bestuursrechter van besluiten over een herhaalde aanvraag of een verzoek om terug te komen van een besluit gewijzigd. In een geval als hier aan de orde, waar is verzocht om terug te komen van een besluit, leidt dat ertoe dat de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of het bestuursorgaan zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is. [3]
Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
Het ligt op de weg van de verzoeker (eiseres) om terug te komen van een rechtens onaantastbaar besluit om nieuwe feiten of veranderde omstandigheden te stellen en aan te tonen. [4]
Uit de uitspraak van de CRvB van 1 mei 2015 [5] volgt dat een diagnose van een al bekende aandoening op zichzelf geen nieuw gebleken feit is. Aan een andere diagnose ter verklaring van de klachten kan immers niet zonder meer worden ontleend dat er meer of andere beperkingen hadden dienen te worden aangenomen.
bestreden besluit
Het UWV heeft de weigering om de besluiten van 22 maart 2017 en 12 maart 2018 te herzien gebaseerd op de rapportages van arts [naam arts 2] , getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 2] , en van verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) [naam verzekeringsarts b&b] .
[naam arts 2] heeft gerapporteerd dat eiseres bekend is met PTSS, een depressieve stoornis en cluster B persoonlijkheidsproblematiek. Er heeft reeds twee keer eerder een Wajongbeoordeling plaatsgevonden. Bij de beoordeling in 2017 werd geconcludeerd dat eiseres geen benutbare mogelijkheden heeft maar deze wel kan ontwikkelen door inzet van adequate behandeling. Bij de beoordeling in 2018 werd geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren ten opzichte van de beoordeling in 2017. Ook bij de huidige beoordeling zijn er volgens [naam arts 2] geen nieuwe feiten of omstandigheden; eiseres heeft geen enkele medische informatie overgelegd.
[naam verzekeringsarts b&b] heeft dossieronderzoek verricht en gerapporteerd dat er bij de huidige aanvraag geen nieuwe medische informatie is. De informatie van de huisarts, die in bezwaar is overgelegd, bevestigt het bekende medische beeld, inclusief de psychische problematiek zoals besproken in de eerdere verzekeringsgeneeskundige beoordelingen en de behandelovereenkomst van Antes van 4 juli 2017. Uit het huisartsenjournaal blijkt niet dat ten tijde van de eerste Wajongaanvraag in 2017 sprake is van een ernstigere medische situatie of beperkingen dan waarvan toen werd uitgegaan. Bij een persoonlijkheidsstoornis is sprake van een langdurig en stabiel afwijkend patroon waarbij het begin per definitie kan worden teruggevoerd naar ten minste de adolescentie of de vroege volwassenheid. Het stellen van deze diagnose op een later moment doet daarom niets af aan de medische situatie van eiseres in 2017. Als later sprake blijkt te zijn van een persoonlijkheidsstoornis dan was deze destijds ook aanwezig. Met betrekking tot de prognose geldt volgens [naam verzekeringsarts b&b] nog steeds dat verbetering van de belastbaarheid van eiseres mogelijk is. Bij de beoordeling in 2017 is al aangegeven dat diverse behandelopties open staan. Niet duidelijk is of eiseres inmiddels gerichte behandeling heeft gekregen. Dat blijkt in ieder geval niet uit het huisartsenjournaal. Daarom kan er van duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid geen sprake zijn. De stelling van eiseres dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden omdat er sprake is van angst- en paniekaanvallen en dat deze klachten niet aan de orde waren bij de vorige aanvragen, volgt [naam verzekeringsarts b&b] niet. Klachten ontstaan in 2019 zien niet op het arbeidsvermogen in 2017. Het huisartsenjournaal vermeldt overigens over 2019 alleen consulten over depressieve klachten en klachten van slapeloosheid.
In beroep heeft [naam verzekeringsarts b&b] gereageerd op de beroepsgronden en de door eiseres overgelegde medische informatie van psychotherapeut [naam psychotherapeut] uit 2016. [naam verzekeringsarts b&b] ziet daarin geen aanleiding voor wijziging van het standpunt. In de medische informatie worden onder andere aard, ernst en achtergronden van de medische situatie van eiseres destijds weergegeven en conform de DSM-IV geclassificeerd als PTSS. Dit rapport bevestigt volgens [naam verzekeringsarts b&b] het reeds bekende medische toestandsbeeld van eiseres in 2017. De inhoud en strekking daarvan komen overeen met wat onder meer is vermeld in de bekende behandelovereenkomst van Antes. Uit het rapport blijkt niet dat er sprake was van een ernstigere medische situatie of beperkingen dan waar op basis van eerder bekende gegevens vanuit werd gegaan. Uit de rapportage blijkt wel dat eiseres tijdens het behandeltraject is verwezen naar het Delta Psychiatrisch ziekenhuis voor verdere intensieve behandeling. In verband met de reisafstand heeft eiseres hiervan afgezien. Tot op heden heeft eiseres geen gerichte therapie voor haar klachten gezocht, zodat geen sprake kan zijn van duurzaamheid van de arbeids-ongeschiktheid. Omdat eiseres bij haar herzieningsverzoek niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van nieuwe medische feiten of omstandigheden die een ander beeld geven van haar medische situatie en arbeidsvermogen in 2017, was er geen aanleiding voor een inhoudelijk beoordeling door een fysiek spreekuurcontact in bezwaar.
herzieningsverzoek
De vraag is of er nieuwe medische informatie is waaruit blijkt dat eiseres rond haar
18e verjaardag (op [datum 18e verjaardag] ) meer beperkt was dan destijds bij de besluiten van
22 maart 2017 en 12 maart 2018 aangenomen; waaruit blijkt dat de (medische) beoordeling in 2017 en 2018 ten aanzien van de 18e verjaardag van eiseres onjuist is geweest.
Eiseres heeft bij de huidige aanvraag geen medische informatie overgelegd. In bezwaar heeft eiseres wel medische informatie ingebracht, een huisartsenjournaal van 30 maart 2020. Daaruit blijken PTSS, depressie en slapeloosheid. Die aandoeningen en klachten heeft verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] echter ook al vermeld en betrokken in zijn rapport van 16 maart 2017, dat ten grondslag ligt aan het besluit van 22 maart 2017. Het huisartsenjournaal bevat dus in zoverre geen nieuwe medische informatie. In het huisartsenjournaal worden geen angst- en paniekaanvallen vermeld. Voor die door eiseres geclaimde klachten vormt het huisartsenjournaal derhalve geen onderbouwing. Eiseres heeft geen andere medische stukken overgelegd waaruit deze klachten (rond haar 18e levensjaar) blijken.
In beroep heeft eiseres nog informatie overgelegd van psychotherapeut [naam psychotherapeut] van
23 oktober 2017. Hieruit blijken PTSS, depressieve klachten en behandeling hiervoor, laatste behandelcontact juni 2017. Eiseres is doorverwezen naar Delta Psychiatrisch Ziekenhuis maar heeft in verband met de reisafstand afgezien van een vervolgbehandeling.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b over deze informatie afdoende gesteld dat de medische gegevens uit dit stuk reeds bekend waren en dat nog steeds geldt dat eiseres geen gerichte therapie heeft gehad, zodat er geen sprake is van duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid.
Gelet op het voorgaande heeft het UWV het herzieningsverzoek naar het oordeel van de rechtbank dan ook in beginsel kunnen afwijzen.
evident onredelijk besluit
Afwijzing van een herzieningsverzoek kan echter evident onredelijk zijn, als het betreffende primaire besluit ten tijde van het nemen van dat besluit ‘onmiskenbaar onjuist’ was en de aanvrager zich daarbij niet heeft neergelegd. Van een dergelijke situatie is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Eiseres heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen de besluiten van 22 maart 2017 en
12 maart 2018. Eiseres had de informatie van Antes, van haar huisarts en psychotherapeut [naam psychotherapeut] bij haar eerste aanvraag dan wel in de bezwaar- of (hoger) beroepsfase behorende bij die aanvraag kunnen aandragen. Nu zij dit niet heeft gedaan, is sprake van een nalatigheid aan de kant van eiseres die voor haar rekening moet blijven.
Bovendien blijkt uit deze informatie niet dat eiseres inmiddels wel adequate behandeling heeft gezocht en gekregen. Er is dan ook niet gebleken dat de conclusie van [naam verzekeringsarts] , dat er nog ontwikkeling van het arbeidsvermogen mogelijk is na behandeling, niet meer juist is.
Eiseres heeft gesteld dat er bij de besluiten van 22 maart 2017 en 12 maart 2018 ten onrechte geen inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden en dat ten onrechte is geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten en omstandigheden waren. Uit de informatie van Antes blijken volgens eiseres nieuwe feiten of omstandigheden.
Eiseres gaat er daarbij echter aan voorbij dat de besluiten van 22 maart 2017 en 12 maart 2018 onherroepelijk zijn en in rechte vaststaan, zodat deze besluiten niet inhoudelijk kunnen worden beoordeeld. Eiseres had haar gronden destijds in een bezwaar- of (hoger) beroepsprocedure tegen die besluiten naar voren moeten brengen.
Overigens heeft [naam verzekeringsarts b&b] naar het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de behandelovereenkomst van Antes, waarin onder meer de diagnose ander gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis is vermeld, afdoende gemotiveerd dat het stellen van de diagnose persoonlijkheidsstoornis op een later moment niets af hoeft te doen aan de medische situatie van eiseres in 2017. De rechtbank acht de verklaring van [naam verzekeringsarts b&b] dat als later blijkt van een persoonlijkheidsstoornis deze ook op het 18e levensjaar al aanwezig moet zijn geweest, omdat een persoonlijkheidsstoornis zich per definitie openbaart tijdens de adolescentie of de vroege volwassenheid, navolgbaar.
Wat eiseres heeft aangevoerd kan naar het oordeel van de rechtbank daarom niet tot de conclusie leiden dat de afwijzing van het herzieningsverzoek evident onredelijk is.
artikel 1a:1, tweede lid, Wajong
Bij een laattijdige aanvraag, zoals hier aan de orde, dient ook beoordeeld te worden of een betrokkene op grond van het tweede lid van artikel 1a:1 van de Wajong alsnog als jonggehandicapte kan worden aangemerkt omdat hij op enig moment binnen vijf jaar na zijn achttiende verjaardag alsnog jonggehandicapte is geworden. [6]
[naam verzekeringsarts b&b] heeft beoordeeld of de prognose van eiseres ten opzichte van de beoordeling in 2017 is gewijzigd. Volgens [naam verzekeringsarts b&b] geldt ten aanzien van de prognose nog steeds dat de belastbaarheid van eiseres door behandeling kan verbeteren.
De rechtbank beschouwt deze beoordeling als een beoordeling, zoals bedoeld in artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong, en ziet geen reden om eiseres op grond daarvan als jonggehandicapte aan te merken. Ook op die grond bestaat er voor haar derhalve geen recht op een Wajonguitkering en is er geen reden om de besluiten van 22 maart 2017 en 12 maart 2018 te herzien.
5.
Conclusie
De rechtbank komt tot de slotsom dat de weigering van het UWV om de besluiten van
22 maart 2017 en 12 maart 2018 te herzien, standhoudt. Het beroep is daarom ongegrond.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 10 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: wettelijk kader

WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING JONGGEHANDICAPTEN

Artikel 1a:1

1. Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
2. De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
4. Onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
SCHATTINGSBESLUIT ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSWETTEN

Artikel 1a

1. Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
ALGEMENE WET BESTUURSRECHT

Artikel 4:6

1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

Voetnoten

3.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 27 december 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:5115)
4.bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB 7 juli 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1623) en 24 december 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:3354)
6.uitspraak van de CRvB van 5 maart 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:578)