ECLI:NL:CRVB:2021:1623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing Wajong-aanvraag wegens gebrek aan nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn Wajong-aanvraag door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, geboren in 1989, heeft in het verleden meerdere aanvragen ingediend voor een Wajong-uitkering, maar deze zijn steeds afgewezen op basis van de vaststelling dat hij niet voldoende arbeidsongeschikt was. De laatste aanvraag, ingediend op 25 mei 2018, werd afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere besluiten konden onderbouwen. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant ertoe bracht om in hoger beroep te gaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de eerdere besluiten zouden kunnen ondermijnen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de argumenten van appellant, waaronder zijn IQ en zwakbegaafdheid, niet als nieuwe feiten kunnen worden aangemerkt. De Raad heeft ook geoordeeld dat het verzoek om een onafhankelijke deskundige niet werd toegewezen, omdat er geen twijfel bestond over de eerdere medische beoordelingen. Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.