ECLI:NL:CRVB:2020:578
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om Wajong-uitkering wegens arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, geboren in 1988, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was afgewezen op basis van de conclusie dat hij op zijn achttiende jaar arbeidsvermogen had. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Appellant voerde aan dat het Uwv ten onrechte bepaalde stukken, waaronder ziekmeldingen, niet had ingediend, waardoor de rechtbank niet over het volledige dossier beschikte. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de conclusies van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen juist waren. De Raad bevestigde dat appellant op zijn achttiende jaar geen blijvende beperkingen had die hem verhinderden om arbeid te verrichten. De Raad oordeelde verder dat de latere psychische problemen van appellant niet relevant waren voor de beoordeling van zijn aanvraag. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het Uwv werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.100,- bedroegen, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 170,-.