ECLI:NL:RBZWB:2022:3594

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2293
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag studiefinanciering op basis van nationaliteitseis en migrerend werknemerschap

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juni 2022, werd de aanvraag van eiser voor studiefinanciering afgewezen door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) op basis van de nationaliteitseis. Eiser, een Kroatische student aan de Tilburg University, had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van DUO die zijn aanvraag voor studiefinanciering voor de perioden september tot en met december 2020 en januari tot en met december 2021 afwezen. DUO stelde dat eiser niet voldeed aan de nationaliteitseis voor studiefinanciering. Eiser voerde aan dat hij als migrerend werknemer moest worden aangemerkt, omdat hij in Nederland werkte en recht had op studiefinanciering. De rechtbank oordeelde dat DUO onvoldoende had onderzocht of eiser daadwerkelijk als migrerend werknemer kon worden aangemerkt. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat DUO op goede gronden de aanvraag had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor migrerend werknemerschap, omdat hij niet voldoende uren had gewerkt en niet aan de bijstandsnorm voldeed. Eiser had ook geen bewijs geleverd van zijn zelfstandige onderneming. De rechtbank concludeerde dat eiser geen recht had op studiefinanciering en dat de afwijzing van DUO terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2293 WSFBSF

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 juni 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. P.S. Folsche,
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO),verweerder.

Procesverloop

In de besluiten van 15 oktober 2020 en 17 november 2020 (primaire besluiten) heeft DUO de aanvraag van eiser voor studiefinanciering voor de perioden september tot en met december 2020 en januari tot en met december 2021 afgewezen omdat eiser niet voldoet aan de nationaliteitseis. Tegen deze besluiten heeft eiser bezwaar gemaakt. Tegen deze besluiten heeft eiser bezwaar gemaakt.
In het besluit van 15 april 2021 (bestreden besluit) heeft DUO de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
DUO heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is, gelijktijdig met het beroep geregistreerd onder nummer BRE 21/1798 WSFBSF, besproken op de zitting van de rechtbank op 13 mei 2022. Hierbij waren aanwezig eiser, mr. Gabrelian namens zijn gemachtigde en mr. B.C. Rots namens DUO.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is burger van één van de lidstaten van de Europese Unie, te weten Kroatië. Hij volgt in Nederland de studie Bestuurskunde aan de Tilburg University. Hij heeft op
22 augustus 2020 een aanvraag om studiefinanciering ingediend. Bij besluit van 22 augustus 2020 is eiser voor de periode september 2020 tot en met december 2020 collegegeldkrediet in de vorm van een lening toegekend. Er is nog geen beslissing genomen op de aanvraag om een lening en reisvoorziening omdat het recht op studiefinanciering nog niet kon worden vastgesteld.
Bij brief van 5 oktober 2020 heeft DUO aangegeven onvoldoende gegevens te hebben ontvangen om de aanvraag te kunnen behandelen. DUO verzoekt om een kopie van de opdrachtovereenkomst waarin de werkgever aangeeft voor welke opdrachtgever eiser werkt, voor welke periode, voor welk aantal uur per week en tegen welk uurloon. Verder is om een recente loonstrook en bankafschriften verzocht en een ingevulde en ondertekende verklaring EU-student. Aangegeven is dat indien eiser niet vóór 2 november 2020 de stukken heeft ingediend, de aanvraag buiten behandeling wordt gelaten.
Bij besluit van 15 oktober 2020 (primair besluit 1) heeft DUO eiser collegegeldkrediet toegekend voor de periode januari tot en met december 2020. De aanvraag voor een lening en reisvoorziening voor de periode januari tot en met december 2021 is afgewezen omdat eiser niet voldoet aan de nationaliteitseis.
Bij besluit van 17 november 2020 (primair besluit 2) heeft DUO de aanvraag voor een lening en reisvoorziening voor de periode september tot en met december 2020 afgewezen omdat eiser niet voldoet aan de nationaliteitseis.
Tegen deze besluiten heeft eiser bezwaar gemaakt.
In het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. Tevens is om een voorlopige voorziening verzocht. Bij uitspraak van 25 juni 2021 (AWB 21/2573 WSFBSF VV) heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang.
Standpunt eiser
2. Eiser stelt dat hij recht heeft op studiefinanciering omdat hij een migrerend werknemer is. Het begrip ‘werknemer’ is in het Unierecht een communautair begrip. De invulling is niet afhankelijk van het nationaal recht. Van reële en daadwerkelijke arbeid is volgens het Europese Hof van Justitie (hierna het HvJ) sprake indien iemand tegen vergoeding werkzaamheden verricht onder toezicht en instructie van een ander. Indien een student aantoont dat hij op grond van deze criteria werknemer is, heeft hij recht op studiefinanciering. DUO gaat er op grond van de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap vanuit dat iedere student die gemiddeld 56 uur of meer per maand heeft gewerkt, de status van migrerend werknemer heeft. Indien hieraan niet wordt voldaan moet een individuele toetsing plaatsvinden om te bepalen of sprake is van migrerend werknemer. Ten aanzien van eiser heeft DUO nagelaten deugdelijk te onderzoeken of sprake is van reële en daadwerkelijke arbeid.
Eiser stelt dat hij in de periode september-december 2020 werkzaam is geweest bij het bedrijf Recruit a Student Personeelsdiensten BV (Recruit a Student). Eiser heeft de overeenkomst en loonstroken overgelegd. Hij heeft werkzaamheden verricht onder het gezag en toezicht van de werkgever en een beloning ontvangen. In deze periode heeft hij gemiddeld 33,25 uur per maand gewerkt. Er is geen sprake van een zo geringe omvang dat het gaat om slechts louter marginale en bijkomstige werkzaamheden.
Voor het kalenderjaar 2021 geldt hetzelfde. Bovendien is hij in maart 2021 samen met drie andere Kroatische studenten gestart met een eigen onderneming: [naam onderneming] . Dit bedrijf staat sinds 8 maart 2021 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Eiser is in februari 2021 gestart met opzetten van de onderneming. Zo heeft hij de website vormgegeven en aan klantenwerving gedaan. In de periode van 22 februari 2021 tot en met 23 maart 2021 heeft hij gemiddeld 82,33 uur per maand voor de onderneming gewerkt.
Tot slot stelt eiser dat ook indien hij niet aangemerkt zou kunnen worden als migrerend werknemer en een economisch niet-actieve burger van de Europese Unie zou zijn, hij naast het collegegeldkrediet aanspraak kan maken op het studentenreisproduct en een deel van de basisbeurs. Eiser wijst in dit kader op het arrest Raulin van het HvJ (C-357/89, ECLI:EU:C:1992:87).
Geschil
3. In geschil is of DUO op goede gronden de aanvraag van eiser om voor studiefinanciering in aanmerking te komen voor de periode van september 2020 tot en met december 2021 heeft afgewezen.
Wettelijk kader
4. De van toepassing zijnde wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Beoordeling door de rechtbank
Motivering in het bestreden besluit
5.1
DUO heeft eisers aanvraag om studiefinanciering voor de periode september t/m december 2020 en januari tot en met december 2021 bij de primaire besluiten afgewezen, omdat hij niet aan de nationaliteitseis zou voldoen. In het bezwaarschrift heeft eiser gewezen op de gebrekkige motivering van het primaire besluit. Verder heeft eiser gewezen op het vrij verkeer van werknemers. Hij heeft erop gewezen dat het beoordelen van de status van een persoon als werknemer een op de persoon toegesneden beoordeling van de door hem of haar verrichte arbeid is vereist. Eiser heeft aangegeven in loondienst te zijn en de relevante stukken daaromtrent bij de aanvraag reeds te hebben overgelegd.
5.2
In het bestreden besluit heeft DUO naar algemene bepalingen verwezen uit het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) en de Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 (de Richtlijn). De rechtbank stelt vast dat DUO in het bestreden besluit heeft nagelaten om specifiek te reageren op de door eiser aangedragen gronden van bezwaar. Hierdoor heeft geen individuele beoordeling plaatsgevonden omtrent de vraag of eiser in de maanden september tot en met december 2020 en januari 2021 tot en met december 2021 als ‘migrerend werknemer’ in aanmerking zou kunnen komen voor studiefinanciering.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat in de besluitvorming van DUO de weging van individuele omstandigheden op onvoldoende wijze tot uitdrukking komt, dat onvoldoende kenbaar acht is geslagen op de uitgangspunten die in de jurisprudentie van het HvJ zijn uitgekristalliseerd en die dienen ter invulling van het begrip (migrerend) werknemer en dat (daarmee) deze uitgangspunten onvoldoende zijn vertaald naar de concrete zaak van eiser. Aan het bestreden besluit kleven derhalve een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Dit betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
5.4
De rechtbank zal vervolgens beoordelen of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.
Buitenlandse studenten
6.1
Vooropgesteld wordt dat een studerende die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, maar wel ingevolge een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld, voor studiefinanciering in aanmerking kan komen. [1] Een studerende uit één van de lidstaten van de Europese Unie (EU) of een daarmee gelijkgestelde staat kan aanspraak maken op volledige studiefinanciering als sprake is van een duurzaam verblijfsrecht (vijf jaar legaal in Nederland verblijven) [2] of van voldoende economische activiteit (migrerend werknemer zijn) [3] . Met andere woorden, als een EU-burger voldoet aan een van de voorwaarden (vijf jaar verblijf in Nederland óf migrerend werknemer zijn) dan kan hij net als Nederlandse studenten in aanmerking komen voor volledige studiefinanciering. In dit geval stelt eiser dat hij recht heeft op volledige studiefinanciering omdat hij migrerend werknemer is.
6.2
Volgens vaste rechtspraak van het HvJ heeft het begrip ‘werknemer’ een Europeesrechtelijke reikwijdte en mag het niet beperkt worden uitgelegd. Werknemer in de zin van artikel 45 van het VWEU en artikel 7 van de Richtlijn is eenieder die reële en daadwerkelijke arbeid verricht, met uitsluiting van werkzaamheden van zo geringe omvang dat zij louter marginaal en bijkomstig zijn. Uit de rechtspraak van het HvJ volgt ook dat de feitelijke beoordeling of een betrokkene de status van werknemer heeft en/of behoudt, door de nationale rechter moet worden verricht. [4] Dit betekent dat de rechtbank in dit geschil zelf moet vaststellen of eiser in de te beoordelen periode werknemer is (geweest) als bedoeld in het VWEU en de Richtlijn. [5]
6.3
DUO heeft ter uitvoering van artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap van 13 december 2012, nr. HO&S/463528, Stcrt. 2013, 6218 (de Beleidsregel) vastgesteld. Daarin is uiteengezet dat een studerende zonder meer de status van migrerend werknemer heeft als hij over een controleperiode 56 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, waarbij tot een hoogte van één maand rekening wordt gehouden met vakanties en eventuele ziekte. Deze rechtbank heeft in eerdere uitspraken van de meervoudige kamer geoordeeld dat deze 56-uursnorm niet in strijd is met het EU-recht en het toepassen van dit criterium voor een migrerend werknemer bij het toekennen van studiefinanciering de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten gaat. [6] De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om anders te oordelen. DUO mag dan ook als uitgangspunt hanteren dat eiser 56 uur of meer gemiddeld per maand moet werken om als migrerend werknemer aangemerkt te worden.
In de hiervoor genoemde uitspraken van de meervoudige kamer van deze rechtbank is verder geoordeeld dat er geen ongerechtvaardigd onderscheid is met Nederlandse studenten. De rechtbank oordeelde in die uitspraken dat DUO niet handelt in strijd met het discriminatieverbod van het Unierecht, omdat er geen sprake is van ongelijke behandeling van vergelijkbare gevallen. De rechtbank ziet geen aanleiding om thans anders te oordelen.
6.4
DUO heeft bij het bepalen van deze 56 uurs norm aansluiting gezocht bij de Vreemdelingencirculaire 2000. In deze circulaire is uitleg gegeven over het begrip ‘reële en daadwerkelijke arbeid’ welke arbeid een werknemer moet verrichten om als migrerend werknemer te worden beschouwd. Het moet daarbij gaan om arbeid die niet van zo geringe omvang is dat het louter marginale en bijkomstige werkzaamheden zijn. Uitgangspunt bij de uitleg is dat het inkomen meer moet bedragen dan de helft van de bijstandsnorm die voor die persoon geldt. Aan de eis van reële en daadwerkelijke arbeid is in ieder geval voldaan als ten minste 40% van de gebruikelijke volledige arbeidstijd wordt gewerkt.
Arbeid in loondienst
7.1
In de Beleidsregel is vermeld dat DUO, alvorens tot toekenning van studiefinanciering over te gaan, nagaat of de student als migrerend werknemer kan worden aangemerkt. Migrerende werknemers dienen daartoe bij de aanvraag van studiefinanciering een passend arbeidscontract te overleggen.
7.2
De rechtbank stelt vast dat eiser op 22 augustus 2020 een aanvraag om studiefinanciering heeft ingediend. Eiser heeft op 7 september 2020 een arbeidsovereenkomst voor de duur van een maand met Recruit a Student getekend. In het contract staat dat het stilzwijgend verlengd zal worden voor de duur van ten hoogste een jaar.
Eiser heeft aangegeven dat hij in de periode van september tot en met december 2020 133 uur voor dit bedrijf heeft gewerkt, wat neerkomt op gemiddeld 33,25 uur per maand. In 2021 heeft eiser volgens de overgelegde loonstroken iedere maand minder dan 56 uur per maand gewerkt.
7.3
Gesteld, noch gebleken is dat eiser met het werk in loondienst ten minste 50% van de bijstandsnorm heeft verdiend. Verder is gesteld, noch gebleken dat eiser 40% van de gebruikelijke volledige arbeidstijd heeft gewerkt. De werkzaamheden die eiser heeft verricht zijn daarmee van zo geringe omvang dat het louter om marginale en bijkomstige werkzaamheden gaat. Dat betekent dat eiser niet als migrerend werknemer is aan te merken op grond van zijn arbeid in loondienst.
Arbeid als zelfstandige
8.1
Eiser stelt op 8 maart 2021 met drie andere Kroatische studenten een eigen bedrijf te zijn gestart, te weten [naam onderneming] Hij heeft aangegeven dat het bedrijf het studiejaar 2021-2022 van start zal gaan. Voor de officiële start van de onderneming is volgens eiser al werk verricht. Zo is het bedrijfsplan geschreven, de website ontworpen en is aan klantenwerving gedaan. Eiser geeft aangegeven dat hij de uren die hij in de onderneming steekt, bijhoudt in een bestand. In de periode van 22 februari 2021 tot en met 23 mei 2021 heeft eiser naar eigen zeggen in totaal 247 uren, gemiddeld 82,33 uur per maand, aan de onderneming besteed.
8.2
De CRvB heeft geoordeeld dat ook een zelfstandige op grond van werkzaamheden aangemerkt kan worden als migrerend werknemer. [7] Van het verrichten van werkzaamheden niet in loondienst kan sprake zijn bij een geheel van economische activiteiten dat, naar het oordeel van de nationale rechter, een reëel en daadwerkelijk karakter heeft en niet zo gering is dat het van louter marginale en bijkomstige aard is.
De vraag of er sprake is van werkzaamheden in vorenbedoelde zin valt volgens de CRvB niet zonder meer te beantwoorden aan de hand van het aantal uren dat met de werkzaamheden is gemoeid en evenmin aan de hand van de hoogte van de verworven inkomsten. Het gaat om het geheel van op het verwerven van inkomen gerichte activiteiten en de daaraan toe te kennen economische waarde. Daarbij kunnen (uiterlijke) kenmerken van ondernemerschap, zoals inschrijving bij de Kamer van Koophandel en het doen van aangifte omzetbelasting een rol spelen.
8.3
De gemachtigde van DUO heeft ter zitting aangegeven dat ten aanzien van zelfstandigen geen specifiek beleid is ontwikkeld. De Beleidsregel wordt analoog toegepast. Daarbij wordt gekeken naar het aantal gewerkte uren en de vraag of sprake is van omzet. DUO heeft aangegeven dat daarbij als uitgangspunt geldt dat ten minste 40% van de gebruikelijke volledige werktijd moet zijn gewerkt of dat de inkomsten minimaal 50% van de bijstandsnorm moet bedragen, om aan te nemen dat de arbeid niet van zo geringe omvang is dat het louter om marginale en bijkomstige werkzaamheden gaat.
Er wordt om facturen en bankafschriften gevraagd. Dat geheel wordt door DUO beoordeeld.
8.4
De rechtbank stelt vast dat eiser niet met objectieve bewijsstukken kan onderbouwen dat hij in de periode vanaf de oprichting van de onderneming in maart 2021 tot de start van het nieuwe collegejaar in september 2021 uren in de eigen onderneming heeft gestoken, waar een economische waarde aan kan worden gekoppeld. Evenmin heeft eiser aangetoond dat hij uit de onderneming 50% van de bijstandsnorm aan inkomsten heeft gerealiseerd.
Ter zitting heeft eiser betoogd dat in het tweede en derde kwartaal van 2021 ongeveer
€ 3.000,- aan winst is behaald uit de onderneming. Dit zou voor eiser – nu de onderneming door drie van de vier studenten is voortgezet - een winst van € 1.000,- kunnen betekenen, maar hiervan heeft eiser geen stukken overgelegd zodat DUO daar bij de besluitvorming geen rekening mee heeft kunnen houden en de rechtbank hier evenmin rekening mee kan houden.
8.5
Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat eiser in de periode in geding geen migrerend werknemer of als daaraan gelijk te stellen zelfstandige was.
8.6
Voor zover eiser heeft gesteld dat de onderneming vanaf de start van het nieuwe collegejaar (de rechtbank begrijpt: september 2021) winstgevend is geweest en hij daarom voor studiefinanciering in aanmerking dient te komen, wijst de rechtbank eiser op de mogelijkheid om voor het einde van het huidige collegejaar (31 augustus 2022) met terugwerkende kracht studiefinanciering aan te vragen voor het studiejaar 2021-2022. [8]
Economisch niet-actieve student
9.1
Eiser voert aan dat, ook als hij niet aangemerkt zou kunnen worden als migrerend werknemer, hij als een economisch niet-actieve burger van de Europese Unie - naast het collegegeldkrediet - aanspraak kan maken op het studentenreisproduct en een deel van de basisbeurs. Hij geniet namelijk bescherming van artikel 18 van het VWEU en wijst in dit kader op het arrest Raulin van het HvJ (C-357/89, ECLI:EU:C:1992:87).
9.2
Onder verwijzing naar de uitspraak van de CRvB van 4 december 2019 [9] , ECLI:NL:2019:3700 en eerdere uitspraken van de meervoudige kamer van deze rechtbank [10] , overweegt de rechtbank dat de wetgever in de Wsf 2000 onderscheid heeft gemaakt tussen de kosten voor toegang tot het onderwijs (het collegegeldkrediet) en de kosten voor levensonderhoud. Dit laatste is een algemeen normbedrag bedoeld voor dekking van de overige kosten die een student heeft. Dit normbedrag wordt toegekend in de vorm van een studiebeurs of -lening, en valt daarmee onder de in artikel 24, tweede lid, van de Richtlijn neergelegde afwijking van het beginsel van gelijke behandeling van artikel 18 van het VWEU. Ook de reisvoorziening valt onder het begrip steun voor levensonderhoud. Dergelijke steun aan studenten mag worden gekoppeld aan het bestaan van een zekere mate van integratie in de samenleving door het stellen van een verblijfsvoorwaarde van vijf jaar. Nu gesteld noch gebleken is dat eiser in dit geval voldoet aan deze verblijfsvoorwaarde kan hij ook geen aanspraak maken op het studentenreisproduct en een deel van de basisbeurs.
Conclusie
10.1
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat DUO op goede gronden de aanvraag om studiefinanciering voor de periode van september 2020 t/m december 2021 heeft afgewezen. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het bestreden besluit daarom in stand laten. Dat betekent dat de uitkomst van de zaak hetzelfde blijft.
10.2
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet DUO aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. DUO wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van
€ 759,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt DUO op het betaalde griffierecht van € 49,00 aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt DUO in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, en mr. L.P. Hertsig en mr. A.G.J.M. de Weert, leden, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 24 juni 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage - wettelijk kader

Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
Op grond van artikel 18 van het VWEU is binnen de werkingssfeer van de Verdragen en onverminderd bijzondere bepalingen, daarin gelijkgesteld, elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden.
Op grond van artikel 45, eerste lid, van het VWEU is het verkeer van werknemers binnen de Unie vrij. Op grond van het tweede lid van dit artikel houdt dit de afschaffing in van elke discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de werknemers van de lidstaten, wat betreft werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden.
Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor burgers van de Unie en hun familieleden (Richtlijn 2004/38/EG)
Op grond van artikel 7, eerste lid, heeft iedere burger van de Unie het recht gedurende meer dan drie maanden op het grondgebied van een andere lidstaat te verblijven:
indien hij in het gastland werknemer of zelfstandige is,
indien hij voor zichzelf en voor zijn familieleden over voldoende bestaansmiddelen beschikt om te voorkomen dat zij tijdens hun verblijf ten laste komen van het socialebijstandsstelsel van het gastland, en over een verzekering beschikt die de ziektekosten in het gastland volledig dekt, of
- indien hij is ingeschreven aan een particuliere dan wel openbare instelling die door het gastland overeenkomstig de wetgeving of administratieve praktijk is erkend of wordt gefinancierd, om er als hoofdbezigheid een studie, daaronder begrepen een beroepsopleiding, te volgen; en
- indien hij beschikt over een verzekering die de ziektekosten in het gastland volledig dekt, en hij de bevoegde nationale autoriteit, -door middel van een verklaring of van een gelijkwaardig middel van zijn keuze-, de zekerheid verschaft dat hij over voldoende middelen beschikt om te voorkomen dat hij of zijn familieleden tijdens zijn verblijf ten laste komen van het socialebijstandssetelsel van het gastland; of
indien hij een familielid is van een burger van de Unie die voldoet aan de
voorwaarden onder a, b, of c en hij dee burger begeleidt of zich bij hem voegt.
Op grond van het derde lid, van dit artikel geldt dat voor de toepassing van lid 1, onder a, een burger van de Unie zijn status van werknemer of zelfstandige behoudt in de volgende gevallen:
Hij is als gevolg van ziekte of ongeval tijdelijk arbeidsongeschikt;
Hij bevindt zich, na ten minste één jaar te hebben gewerkt, in naar behoren vastgestelde onvrijwillige werkloosheid en hij heeft zich als werkzoekende bij de bevoegde dienst voor arbeidsvoorziening ingeschreven;
Hij bevindt zich in een toestand van naar behoren vastgestelde werkloosheid na afloop van een tijdelijke arbeidsovereenkomst voor minder dan één jaar of hij in de eerste twaalf maanden onvrijwillig werkloos is geworden en heeft zich als werkzoekende bij de bevoegde dienst voor arbeidsvoorziening ingeschreven. In dit geval blijft hij de status van werknemer ten minste zes maanden behouden.
Hij start met een beroepsopleiding. Behalve in geval van onvrijwillige werkloosheid is voor het behoud van de status van werknemer in dit geval een verband vereist tussen de voorafgaande beroepsactiviteit en deze opleiding.
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Richtlijn geniet iedere burger van de Unie die op basis van deze richtlijn op het grondgebied van een gastland verblijft, binnen het toepassingsgebied van het Verdrag dezelfde behandeling als de onderdanen van dat gastland.
Op grond van het tweede lid van dit artikel is het gastland, in afwijking van het eerste lid, niet verplicht steun voor levensonderhoud toe te kennen voor studies, inclusief beroepsopleiding, in de vorm van een studiebeurs of lening, aan andere personen dan werknemers of zelfstandige of personen die deze status hebben behouden, en hun familieleden.
Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000)
Op grond van artikel 2.2, aanhef en onder b, van de Wsf 2000 kan voor studiefinanciering in aanmerking komen een studerende die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, maar wel ingevolge een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld.
Op grond van artikel 11.5, eerste lid, van de Wsf 2000 kan onze Minister voor bepaalde gevallen de wet buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap
Ter uitvoering van deze bepaling heeft DUO de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap van 13 december 2012, nr. HO&S/463528, Stcrt. 2013, 6218 (hierna: de Beleidsregel) vastgesteld.
In de Beleidsregel wordt uiteengezet dat studerenden afkomstig uit één van de lidstaten van de Europese Unie in aanmerking kunnen komen voor volledige studiefinanciering indien zij aangemerkt worden als migrerend werknemer. Op grond van de Beleidsregel laat de minister na de toekenning van de studiefinanciering controleren of de studerende blijft voldoen aan de voorwaarden om als migrerend werknemer te worden aangemerkt. Hiertoe controleert DUO per studiefinancieringstijdvak en schrijft DUO de studerenden aan met het verzoek door te geven hoeveel uren zij over het te controleren studiefinancieringstijdvak hebben gewerkt. Op grond van de Beleidsregel heeft iedere studerende die over de controleperiode 56 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer en daarmee terecht studiefinanciering ontvangen over het gecontroleerde studiefinancierings- tijdvak.
Vreemdelingencirculaire 2000
In de Vreemdelingencirculaire 2000 is onder “B10 EU-recht en Internationale Verdragen”, “2.2 Beleidsregels”, opgenomen:
“Reële en daadwerkelijke arbeid”
In aanvulling op artikel 8.12, eerste lid, aanhef en onder a, Vb beschouwt de IND een burger van de Unie als werknemer of zelfstandige als deze reële en daadwerkelijke arbeid verricht. Van reële en daadwerkelijke arbeid is in ieder geval sprake als:
- de inkomsten uit arbeid meer bedragen dan 50% van de toepasselijke bijstandsnorm; of
- de burger van de Unie ten minste 40% van de gebruikelijke volledige arbeidstijd werkt.

Voetnoten

1.Artikel 2.2, aanhef en onder b, van de Wet studiefinanciering 2000
2.Artikel 16, eerste lid, van Richtlijn 2004/38/EG.
3.Artikel 45 van het VWEU en de Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap.
4.Zie de arresten van het HvJ van 4 juni 2009, Vatsouras, C-22/08, ECLI:EU:C:2009:344, r.o. 23, en van 4 februari 2010, Genc, C-14/09, ECLI:EU:C:2010:57, r.o. 29 e.v.
5.Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 29 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1737.
6.De uitspraken van 21 april 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2190 en ECLI:NL:RBZWB:2022:2241.
7.Uitspraak van de CRvB van 19 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2652.
8.Artikel 3.21, tweede lid, van de Wsf 2000.
9.Uitspraak van de CRvB van 4 december 2019, ECLI:NL:2019:3700.
10.Uitspraken van 23 september 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:4799, en van 21 april 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2190.