ECLI:NL:RBZWB:2022:3478
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoeken om teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen wegens export
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, op 27 juni 2022, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van 13 maart 2020 beoordeeld. Belanghebbende had op 2 mei 2019 en 4 juni 2019 verzoeken tot teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) ingediend wegens export, maar deze verzoeken werden niet-ontvankelijk verklaard door de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank behandelt de beroepen op 3 juni 2022, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur aanwezig zijn.
De rechtbank wijst op een wrakingsverzoek dat door de gemachtigde van belanghebbende is ingediend, maar dit verzoek wordt afgewezen. De rechtbank concludeert dat de verzoeken om teruggaaf van Bpm terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard, omdat deze niet binnen de vereiste termijn van dertien weken na beëindiging van de registratie van de auto’s zijn ingediend. De rechtbank verwerpt ook het standpunt van belanghebbende dat het Unierecht van toepassing is en dat zij niet is gehoord in de bezwaarfase.
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur ambtshalve een teruggaaf heeft verleend voor het volledige bedrag, inclusief rentevergoeding, en dat de klachten van belanghebbende over het griffierecht en immateriële schadevergoeding niet gegrond zijn. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, waardoor belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.