Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juni 2022 in de zaken tussen
[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
Bestreden besluiten
Beroepsgronden
Wettelijk kader
Oordeel van de rechtbank
‘De commissie geeft te kennen dat het college niet betwist dat mevrouw [naam persoon] melding had gemaakt van het schrijven van een boek, maar vraagt aan mevrouw [naam persoon] of zij ook melding heeft gemaakt van de inkomsten. Mevrouw [naam persoon] geeft aan dat dat haar ontgaan is.’Uit de stukken kan worden afgeleid dat niet eerder dan rond maart 2019 de verkoop van boeken door eiseres bij de ISD bekend was. Daarnaast is niet gebleken dat eiseres bij de ISD heeft gemeld dat zij kalenders verkoopt. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake van de schending van de inlichtingenplicht. De ISD was daarom in beginsel gehouden tot herziening en terugvordering van de bijstandsuitkering van eiseres.
5 jaar
als gevolg van de terugvorderingzijn ontstaan dan wel verergerd. De informatie van [medewerker GGZ] dateert van voor het besluit tot terugvordering. Op grond van die informatie is derhalve niet aannemelijk dat de (verergering van de) psychische problemen van eiseres het gevolg zijn van de terugvordering. De rechtbank ziet evenmin reden om de terugvordering onevenredig te achten. De hoogte van de terugvordering is (relatief) beperkt en ter zitting is gebleken dat eiseres die vordering inmiddels geheel of nagenoeg geheel heeft afgelost.
Conclusie