ECLI:NL:CRVB:2019:1539
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde inkomsten uit onderneming
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand over de periode van 1 oktober 2014 tot en met 31 december 2015. Het college heeft terecht de bijstand over deze periode herzien en de teveel betaalde bijstand van € 2.029,86 (bruto) teruggevorderd. Appellanten hebben nagelaten om inkomsten uit een onderneming te melden, wat zij wel uit eigen beweging hadden moeten doen, aangezien deze inkomsten van belang zijn voor de beoordeling van het recht op bijstand.
De beroepsgrond van appellanten dat zij voldaan hebben aan hun inlichtingenverplichting omdat zij bankafschriften hebben ingeleverd, wordt verworpen. De herziening is niet gebaseerd op het niet overleggen van gegevens, maar op het niet direct melden van de ontvangen inkomsten. Ook de stelling dat na aftrek van kosten er geen inkomsten meer waren die gemeld moesten worden, wordt afgewezen. De rechtspraak stelt dat bij de vaststelling van inkomsten geen rekening wordt gehouden met verwervingskosten.
Daarnaast wordt de claim dat de herzienings- en terugvorderingsbedragen niet juist zijn berekend omdat de ontvangen BTW niet in mindering is gebracht, eveneens afgewezen. Appellant heeft verklaard geen BTW te hebben afgedragen, waardoor er geen aanleiding is om deze bij de inkomsten buiten beschouwing te laten. Het hoger beroep wordt afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.