Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
6.Proceskosten
7.Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar behalve voor zover deze betrekking hebben op de naheffingsaanslag over het tijdvak 2010, de naheffingsaanslag over het tijdvak 2012-2013, en de daarop betrekking hebbende rentebeschikkingen;
- vermindert de naheffingsaanslag over het tijdvak 2011 tot € 35.846 en vermindert de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;
- vermindert de verzuimboete bij de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 2010 tot € 1.758;
- vermindert de vergrijpboete bij de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 2011 tot € 9.419;
- vermindert de vergrijpboete bij de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 2012 en 2013 tot € 17.600;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 2.435;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade van € 1.565;
- beslist dat indien de immateriële schadevergoeding niet tijdig wordt vergoed de wettelijke rente daarvoor is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.066;
- draagt de griffier op het door belanghebbende betaalde griffierecht voor de zaak 18/8418 van € 170 aan haar terug te betalen;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht voor de zaken 18/8417 en 18/8543 van € 340 aan haar vergoedt.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: