Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
- verklaart het beroep voor zover het ziet op de naheffingsaanslag ongegrond;
- verklaart het beroep voor zover het ziet op de voldoening op aangifte niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 265;
- veroordeelt de minister tot vergoeding van immateriële schade van € 1.235; veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 267:
- veroordeelt de minister in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 267;
- gelast dat de inspecteur de helft van het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem vergoedt, zijnde een bedrag € 87;
- gelast dat de minister de helft van het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem vergoedt, zijnde een bedrag € 87;
- beslist dat, indien de immateriëleschadevergoeding, de proceskostenvergoeding voor de beroepsfase en/of het griffierecht niet tijdig wordt vergoed, de wettelijke rente daarover is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
2.Gronden
Per Telefax [nummer 1] (wordt per post nagezonden).’Het is de rechtbank niet gebleken dat voormeld faxnummer van rechtbank Gelderland is en dat rechtbank Gelderland het geschrift van belanghebbende op 3 mei 2018 heeft ontvangen. De rechtbank gaat daarom voor de bepaling van de overschrijding van de redelijke termijn uit van de datum van de stempel van ontvangst van 7 mei 2018 van de Belastingdienst.
mr. B.W. van Eeken-Liu, griffier, op 24 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;