In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B.E. Crone, en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 29 juli 2020, waarin haar aanvraag voor een WIA-uitkering per 25 september 2019 werd afgewezen. Eiseres stelde dat haar fysieke en psychische gezondheid was verslechterd en verzocht om een herkeuring. Tijdens de zitting op 6 juli 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiseres aanwezig was en het UWV vertegenwoordigd werd door een gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de afwijzing van de WIA-uitkering heeft gebaseerd op rapportages van verzekeringsartsen, die concludeerden dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een wijziging van de eerder vastgestelde beperkingen rechtvaardigden. Eiseres had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar deze was ingetrokken na een herbeoordeling in 2016, waarbij haar arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 23,59%. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapportages voldoende onderbouwd waren.
De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om de eerdere beoordeling van de arbeidsongeschiktheid te wijzigen. Eiseres had geen nieuwe objectieve medische gegevens overgelegd die haar stelling dat haar klachten waren toegenomen konden onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de afwijzing van de WIA-uitkering door het UWV terecht was.