In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). De belanghebbende had op 13 april 2017 aangifte gedaan voor de BPM bij de registratie van een Maserati Ghibli. De inspecteur legde op 10 april 2019 een naheffingsaanslag op van € 2.530, welke door de belanghebbende werd betwist. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag niet correct was vastgesteld en dat de inspecteur de belastingrente ten onrechte had opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verminderde de naheffingsaanslag tot € 2.203. Tevens werd de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn en tot vergoeding van proceskosten van € 1.333 aan de belanghebbende. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur onvoldoende had aangetoond dat de door de belanghebbende gekozen koerslijst Eurotaxglass’s niet representatief was voor de auto, en dat de schade aan de velgen en andere onderdelen niet correct was vastgesteld. De rechtbank ging uit van de handelsinkoopwaarde volgens de koerslijst X-Ray, die de meest geschikte bleek voor de auto.