In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiser, die sinds 1 april 2014 een bijstandsuitkering ontving op grond van de Participatiewet, had te maken met de intrekking van zijn bijstandsuitkering en de terugvordering van eerder ontvangen bijstand. Het college had in verschillende besluiten, waaronder besluiten van 24 oktober 2019 en 7 november 2019, de bijstandsuitkering van eiser ingetrokken en een bedrag van € 14.618,72 teruggevorderd wegens schending van de inlichtingenplicht. Eiser had niet gemeld dat hij meerdere voertuigen op naam had en advertenties op Marktplaats had geplaatst, wat leidde tot de conclusie dat hij mogelijk inkomsten had die van invloed waren op zijn recht op bijstand.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op goede gronden de bijstandsuitkering heeft ingetrokken. Eiser had erkend advertenties te hebben geplaatst, maar stelde dat hij goederen had geruild en geen significante inkomsten had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij recht had op bijstand. De rechtbank concludeerde dat de schending van de inlichtingenplicht een rechtsgrond vormde voor de intrekking van de bijstandsuitkering en de terugvordering van de ontvangen bedragen. Eiser had ook aangevoerd dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden niet uitzonderlijk genoeg waren om deze redenen te aanvaarden. De rechtbank verklaarde de beroepen van eiser ongegrond.