ECLI:NL:RBZWB:2021:2831
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering en inlichtingenplicht in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de intrekking van een bijstandsuitkering. Eiser, die sinds 23 juli 2013 een bijstandsuitkering ontving, had zijn hoofdverblijf opgegeven op een bepaald adres. Echter, het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant heeft op 24 december 2019 besloten om het recht op bijstand van eiser in te trekken, met terugwerkende kracht vanaf 1 december 2019, op basis van het vermoeden dat eiser niet op het opgegeven adres woonde. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 22 april 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onderzoek heeft gedaan naar de woon- en leefsituatie van eiser, onder andere door onaangekondigde huisbezoeken en het analyseren van bankafschriften. De rechtbank concludeert dat de onderzoeksbevindingen voldoende zijn om te concluderen dat eiser in de te beoordelen periode niet zijn hoofdverblijf op het opgegeven adres had. Eiser heeft zijn inlichtingenplicht geschonden door niet te melden dat hij niet op het uitkeringsadres woonde.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het besluit van verweerder om de bijstandsuitkering in te trekken rechtmatig is. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd om zijn stelling te onderbouwen dat hij wel degelijk op het opgegeven adres woonde. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.