ECLI:NL:RBZWB:2021:178

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
18 januari 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6647
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering UWV om terug te komen op eerder besluit tot afwijzing Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de weigering van een Wajong-uitkering. Eiseres, geboren op 8 augustus 1994, had eerder een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, die op 13 juli 2015 was afgewezen. In 2019 diende zij opnieuw een aanvraag in, die door het UWV werd aangemerkt als een verzoek om terug te komen op het eerdere besluit. Het UWV weigerde dit verzoek en verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond.

De rechtbank heeft de processtukken en de argumenten van beide partijen beoordeeld. Eiseres voerde aan dat haar situatie sinds 2016 was veranderd door de diagnose fibromyalgie en andere gezondheidsproblemen, en dat het UWV niet op goede gronden had geweigerd om terug te komen op het eerdere besluit. Het UWV stelde echter dat het onderzoek naar de belastbaarheid van eiseres zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe feiten waren die een andere beslissing rechtvaardigden.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had geweigerd om terug te komen op het eerdere besluit, omdat eiseres geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die dit rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, maar bepaalde wel dat het UWV het griffierecht aan eiseres moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 19 januari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6647 WAJONG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: J.J. Walter,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 4 juni 2019 (primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat niet teruggekomen wordt op het besluit van 13 juli 2015.
In het besluit van 3 december 2019 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 12 januari 2021.
Hierbij waren aanwezig eiseres en haar gemachtigde. Namens het UWV was
mr. M.B.A. van Grinsven aanwezig.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres, geboren op 8 augustus 1994, heeft op 19 mei 2015 een aanvraag gedaan voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Met het besluit van 13 juli 2015 heeft het UWV geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen.
Op 27 oktober 2017 heeft eiseres weer verzocht om haar een Wajong-uitkering toe te kennen. Dit verzoek is, na medisch onderzoek op 23 november 2017, afgewezen.
Op 20 mei 2019 heeft eiseres opnieuw een aanvraag gedaan voor een Wajong-uitkering.
Het UWV heeft de aanvraag aangemerkt als een verzoek terug te komen op het besluit van 13 juli 2015.
Met het primaire besluit heeft het UWV geweigerd terug te komen op het besluit van 13 juli 2015. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Geschil
2. In geschil is of het UWV heeft mogenweigeren terug te komen op het besluit van 13 juli 2015 en of op goede gronden is geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen.
Standpunt eiseres
3. Eiseres heeft aangevoerd dat er al sinds 2016 sprake is van een andere situatie dan in 2015. In 2016 is de diagnose fibromyalgie gesteld
.De lichamelijke positie van eiseres is vanaf 2011 steeds verder achteruit gaan. In 2013 is het syndroom van Tietze gediagnosticeerd. Eiseres kan geen 4 uur per dag belastbaar zijn. Verder heeft eiseres gesteld dat er sprake is van strijd met het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Eiseres heeft een uitgebreide beschrijving gegeven van de testen voor fibromyalgie en de klachten die horen bij het hypermobiliteitssyndroom (HMS). Eiseres heeft gesteld dat de combinatie van klachten maakt dat haar spieren sneller vermoeid zijn. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een brief van haar reumatoloog en een stagebegeleider overgelegd.
Standpunt UWV
4. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat het onderzoek zorgvuldig is geweest. Het medische feitencomplex was al bekend en daarmee is rekening gehouden. De algemene informatie die eiseres over de ziektebeelden geeft geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid.
Verder heeft het UWV opgemerkt dat bij de tweede Wajong-aanvraag in 2017 er een onderzoek heeft plaatsgevonden door een verzekeringsarts. Daarmee is het gebrek in het onderzoek van 2015 gerepareerd. Anders dan eiseres meent, heeft verzekeringsarts Sint Nicolaas (de primaire verzekeringsarts) niet geoordeeld dat er geen sprake is van arbeidsvermogen per het 18e jaar.
Ten slotte heeft het UWV opgemerkt dat de afname van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie pas op 7 augustus 2019 is vastgesteld. Dit is buiten de (Amber)periode van 5 jaar.
Wettelijk kader
5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt hiervan onderdeel uit.
Beoordeling rechtbank
6. Volgens vaste rechtspraak moet een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheids-uitkering na een eerdere afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking worden beoordeeld [1] .
Het UWV heeft de aanvraag van eiseres tevens aangemerkt als een aanvraag voor de toekomst terug te komen op het besluit en als een melding toegenomen klachten.
Terugkomen voor het verleden
6.1
Bij de beoordeling of voor het verleden teruggekomen kan worden op het onherroepelijke besluit van 13 juli 2015 is van belang of er sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden.
Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd [2] .
Het is aan eiseres om nieuwe feiten of veranderde omstandigheden te stellen en van deze stellingen uiterlijk in bezwaar het nodige bewijs te leveren [3] .
6.2
Eiseres heeft bij haar aanvraag een brief van de reumatoloog gedateerd 3 augustus 2016 en een brief van een arts assistent klinische genetica en klinisch geneticus gedateerd 4 februari 2016 overgelegd. Deze stukken heeft eiseres echter ook bij haar aanvraag van 27 oktober 2017 gevoegd. Deze stukken zijn meegenomen bij de beoordeling van die aanvraag. Deze stukken kunnen daarom in deze procedure niet worden aangemerkt als nieuwe feiten of omstandigheden [4] . Het UWV was dan ook bevoegd om het verzoek om terug te komen op het eerdere besluit, af te wijzen.
Eiseres heeft geen argumenten aangedragen die maken dat geoordeeld moet worden dat de weigering om terug te komen van het besluit evident onredelijk is [5] . Er is dan ook geen reden om te oordelen dat het UWV had moeten terugkomen op het besluit van 13 juli 2015.
Beoordeling voor de toekomst
6.3
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen voldoende hebben gemotiveerd dat uit de door eiseres overgelegde stukken niet blijkt dat het besluit van 13 juli 2015 onjuist is. Uit de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen van 23 november 2017, 12 augustus 2019 en 27 november 2019 blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder het HMS, de fibromyalgie en de pijnklachten. Voldoende is toegelicht dat, als rekening wordt gehouden met de beperkingen van eiseres, zij in staat moet worden geacht om gedurende vier uur per dag, één uur aaneengesloten belastbaar te zijn. Uit de door eiseres overgelegde (medische) stukken blijkt niet dat zij hiertoe niet in staat is. Dat in 2016 de diagnose fibromyalgie is gesteld, betekent niet dat er meer beperkingen aangenomen moeten worden. Hetzelfde geldt voor het syndroom van Tietze. Het UWV heeft dan ook de aanvraag van eiseres per datum aanvraag mogen afwijzen.
Toegenomen beperkingen
6.4
Als er sprake is van toegenomen beperkingen binnen 5 jaar na de 18e verjaardag zal beoordeeld moeten worden of deze toename van beperkingen voortkomt uit dezelfde ziekte-oorzaak. Zo ja, dan zal nog beoordeeld moeten worden of er door die toegenomen beperkingen sprake is van een duurzame afwezigheid van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.
6.5
Eiseres is 18 jaar geworden op 8 augustus 2012. Dit betekent dat de toename van de beperkingen zich moet voordoen binnen de periode van 8 augustus 2012 tot 8 augustus 2017. De rechtbank stelt vast dat deze periode onjuist vermeld staat in het bestreden besluit. Het UWV heeft dat bevestigd in het verweerschrift en ter zitting. Omdat eiseres door dit gebrek in de motivering niet is benadeeld, zal de rechtbank dit passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht.
6.6
Op 7 augustus 2019 is door de primaire verzekeringsarts vastgesteld dat er sprake is van de situatie dat eiseres duurzaam geen arbeidsmogelijkheden heeft. De verzekeringsarts b&b volgt de primaire verzekeringsarts niet in dit oordeel.
Naar vaste rechtspraak kan een verzekeringsarts b&b afwijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts [6] . Hij moet dit afwijkende oordeel dan wel voldoende onderbouwen. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b dit heeft gedaan. Uit de rapportage van de primaire verzekeringsarts blijkt dat hij bij zijn oordeel vrijwel uitsluitend is afgegaan op het dagverhaal van eiseres en dat hij een verkeerd criterium heeft gehanteerd (namelijk of eiseres gedurende 4 uur per dag
aaneengeslotenbelastbaar is in plaats van 4 uur verdeeld over de dag). De verzekeringsarts b&b heeft de juiste criteria gehanteerd en is ook uitgegaan van meer objectiveerbare gegevens dan alleen het dagverhaal van eiseres. Eiseres heeft geen stukken overgelegd die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts b&b. De rechtbank zal er daarom bij haar beoordeling van uitgaan dat eiseres mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie. Dit betekent dat het UWV op goede gronden heeft gesteld dat er geen aanleiding bestaat een Wajong-uitkering toe te kennen vanwege toegenomen beperkingen.
6.7
Daarbij overweegt de rechtbank dat de beoordeling door de primaire verzekeringsarts per 7 augustus 2019 buiten de te beoordelen periode van toegenomen beperkingen binnen 5 jaar na het 18e levensjaar valt. De primaire verzekeringsarts heeft zich op het standpunt gesteld dat er per datum onderzoek, dus op 7 augustus 2019, sprake is van een veranderde belastbaarheid ten opzichte van 2017. Deze toename van beperkingen kan niet leiden tot het alsnog toekennen van een Wajong-uitkering, omdat deze buiten de te beoordelen periode van 8 augustus 2012 tot en met 7 augustus 2017 valt. Anders dan eiseres heeft gesteld, blijkt uit het rapport van de primaire verzekeringsarts niet dat hij van mening is dat eiseres al vóór 8 augustus 2017 geen arbeidsvermogen had.
6.8
Eiseres heeft zich verder op het standpunt gesteld dat haar beperkingen voor haar 30e zijn ontstaan en dat zij daarom in aanmerking komt voor toekenning van een Wajong-uitkering. Eiseres doelt hier op de bepaling van artikel 1a:1 onder b, van de Wajong. Ingevolge deze bepaling moet de belanghebbende in het jaar onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop zij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft gedurende tenminste 6 maanden studerende zijn.
Uit de stukken blijkt dat eiseres tot en met 2015 een opleiding heeft gevolgd. Los van de vraag of zij met deze opleiding aangemerkt kan worden als student zoals bedoeld in de Wajong, kan eiseres niet op deze grondslag verzekerd zijn voor de Wajong. De verzekeringsarts b&b heeft zich immers op het standpunt gesteld dat geen sprake is van duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Zoals onder punt 6.5 is overwogen volgt de rechtbank dit oordeel. Overigens geldt ook hier dat als wel wordt aangenomen dat eiseres per 7 augustus 2019 duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, zij niet in het jaar onmiddellijk voorafgaand aan 7 augustus 2019 studerend was. Ook dan zou zij dus geen recht hebben op een Wajong-uitkering.
Beroep op het vertrouwensbeginsel
7. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat er toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. [7]
Er zijn aan eiseres geen toezeggingen gedaan dat aan haar een Wajong-uitkering zal worden toegekend. De mededeling van de verzekeringsarts dat eiseres per 7 augustus 2019 duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, is niet gelijk te stellen aan een ondubbelzinnige toezegging dat er een uitkering toegekend zal worden. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.
Zorgvuldigheidsbeginsel
8. Eiseres heeft gesteld dat het rapport van 2015 te summier is geweest en er geen onderzoek door een verzekeringsarts heeft plaatsgevonden. In beroep ligt het bestreden besluit van 27 november 2019 met de onderliggende rapportage van de verzekeringsarts b&b voor. Over het rapport van 2015 kan de rechtbank zich in deze procedure niet uitlaten. Overigens heeft in 2017 alsnog onderzoek plaatsgevonden door een verzekeringsarts. Voor zover het rapport van 2015 gebrekkig was, is dat hersteld met het onderzoek van 2017. De beroepsgrond dat er sprake is van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel kan niet slagen.
Oordeel rechtbank
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal het beroep ongegrond worden verklaard. Het onder punt 6.5 geconstateerde gebrek geeft de rechtbank aanleiding om te bepalen dat het UWV het griffierecht aan eiseres moet vergoeden. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 47,00 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees op 19 januari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
De griffier De rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage wettelijk kader
In artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de aanvrager gehouden is nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden, indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan.
In het tweede lid is bepaald dat het bestuursorgaan, indien geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag kan afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.
Ingevolge artikel 1a:1, eerste lid, onder a, van de Wajong is jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
In artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong is bepaald, voor zover hier van belang, dat de ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.