ECLI:NL:CRVB:2019:2196
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering door het Uwv na herhaalde aanvragen zonder nieuw gebleken feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds 2009 arbeidsongeschikt was, had herhaaldelijk een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had deze aanvragen afgewezen. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd om appellante een WIA-uitkering toe te kennen, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een herbeoordeling van de eerdere besluiten rechtvaardigden. De Raad bevestigde dat de eerdere besluiten van het Uwv, waarin was vastgesteld dat appellante per 1 november 2010 arbeidsgeschikt was, geldig waren. Appellante had in haar aanvragen geen nieuwe informatie aangedragen die de eerdere besluiten kon ondermijnen. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de aanvraag van appellante niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en de Raad onderschreef dit oordeel. De Raad concludeerde dat het Uwv de aanvragen terecht had afgewezen zonder nader onderzoek naar de eventuele onjuistheid van het besluit van 10 oktober 2011. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.