ECLI:NL:CRVB:2012:BX4700

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-235 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terug te komen van een eerder genomen beslissing inzake herziening dagloon Werkloosheidswet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van het dagloon van appellant, vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had in eerste instantie een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen, maar verzocht om herziening van het dagloon, dat eerder was vastgesteld op € 32,68. Het Uwv herzag het dagloon op 25 augustus 2009 naar € 106,10, maar appellant stelde dat er nieuwe feiten waren die deze herziening rechtvaardigden.

De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, omdat er volgens de rechtbank geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening van het besluit rechtvaardigden. Appellant had in hoger beroep zijn eerdere gronden herhaald en nieuwe gegevens overgelegd, maar de Raad oordeelde dat deze gegevens niet in aanmerking konden worden genomen, omdat ze pas na het bestreden besluit waren aangedragen. De Raad benadrukte dat het aan appellant was om nieuw gebleken feiten of veranderende omstandigheden te vermelden en bewijs te leveren in de bezwaarfase.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de beroepsgronden van appellant niet konden slagen. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om terug te komen van het eerder genomen besluit. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter, en de leden T. Hoogenboom en C.C.W. Lange. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 10 augustus 2012.

Uitspraak

11/235 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 16 december 2010, 10/967 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 10 augustus 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.A. de Boer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. De Boer. Het Uwv was vertegenwoordigd door F.H.M.H. Swarts.
OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 29 december 2008 heeft het Uwv appellant met ingang van 10 november 2008 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend. Het dagloon is daarbij vastgesteld op € 32,68.
1.2. Bij besluit van 25 augustus 2009 heeft het Uwv het dagloon van appellant per
10 november 2008 herzien en vastgesteld op € 106,10.
1.3. Bij brief van 11 maart 2010 heeft appellant het Uwv verzocht het vastgestelde dagloon op een hoger bedrag te stellen.
1.4. Het Uwv heeft appellant bij besluit van 18 maart 2010 meegedeeld bij de berekening van het dagloon (mede) te zijn uitgegaan van de door de kantonrechter toegewezen loonvordering. In aansluiting hierop heeft het Uwv bij besluit van 12 april 2010 meegedeeld dat het besluit van 25 augustus 2009 gehandhaafd bleef vanwege het ontbreken van nieuwe feiten en omstandigheden.
1.5. Bij besluit van 26 april 2010 (bestreden besluit) is het tegen de afwijzing van het verzoek van 11 maart 2010 ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat het Uwv terecht heeft gesteld dat geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aanwezig zijn. Voor zover al zou zijn gebleken dat het Uwv het dagloon in het verleden onjuist heeft vastgesteld, kan dit niet als een zodanig feit worden aangemerkt. Dit geldt ook voor de stelling van appellant dat de fout voor hem niet kenbaar was vanwege het ontbreken van een specificatie bij de berekening.
De stelling dat de onjuiste vaststelling van het dagloon niet kenbaar was als gevolg van het ontbreken van een motivering, dan wel een specificatie, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Juist dit gegeven had voor appellant aanleiding moeten zijn (tijdig) navraag te doen naar de berekening van de hoogte van het dagloon, dan wel daartegen een rechtsmiddel aan te wenden.
3. Appellant heeft in hoger beroep het oordeel van de rechtbank bestreden. Hij heeft zijn in bezwaar en beroep naar voren gebrachte gronden herhaald. Tevens heeft hij - voor het eerst - melding gemaakt van door het Uwv genomen beslissingen ten aanzien van een oud-collega bij wie het dagloon wel correct zou zijn vastgesteld. Enkele van deze beslissingen zijn daarbij overgelegd.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De in hoger beroep aangevoerde gronden zijn - in essentie en voor het overgrote deel - dezelfde als de gronden die door de rechtbank zijn beoordeeld. De rechtbank is bij die beoordeling terecht tot de conclusie gekomen dat de beroepsgronden niet konden slagen, hetgeen heeft geleid tot een juiste beslissing.
4.2. Het feit dat wordt verzocht terug te komen van een in rechte onaantastbaar geworden besluit brengt met zich mee dat het aan appellant is om nieuw gebleken feiten of veranderende omstandigheden te vermelden en van zijn stellingen - uiterlijk in de bezwaarfase - het nodige bewijs te leveren. Op na het bestreden besluit aangedragen, als nieuw feit gepresenteerde gegevens, kan geen acht worden geslagen, omdat het bestuursorgaan hiermee bij het nemen van het bestreden besluit geen rekening heeft kunnen houden. De stukken met betrekking tot de uitkering van een oud-collega van appellant, wat daarvan inhoudelijk verder zij, zijn eerst in hoger beroep ingebracht. Noch in het verzoek om terug te komen van het besluit van 25 augustus 2009, noch in het bezwaarschrift tegen de afwijzing van dat verzoek, is melding gemaakt van feiten of omstandigheden waarop deze stukken betrekking (zouden kunnen) hebben. Deze stukken dienen bij de rechterlijke beoordeling dan ook buiten beschouwing te blijven. Om dezelfde reden dient ook de eerst in hoger beroep aangevoerde omstandigheid dat de medewerker Keizer van het Uwv zou hebben gezegd dat bij de vaststelling van het dagloon rekening wordt gehouden met extra netto loon, en dat appellant pas nadien is gebleken dat dit verzuimd is, buiten beschouwing te blijven.
4.3. Gelet op hetgeen is overwogen in 4.1 en 4.2 moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en T. Hoogenboom en C.C.W. Lange als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2012.
(getekend) J. Brand
(getekend) J.R. Baas
EV