Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
6.Proceskosten
7.Beslissing
- verklaart het beroep van de vennootschap (met zaaknummer 18/5158) ongegrond;
- verklaart het beroep van mevrouw (met zaaknummer 18/5452) gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar die ten aanzien van mevrouw is genomen;
- vermindert de aan mevrouw opgelegde aanslag IB/PVV 2012 tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.000 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 1.160, waarvan € 580 uit te betalen aan de vennootschap en € 580 aan mevrouw;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade van € 1.340, waarvan € 670 uit te betalen aan de vennootschap en € 670 aan mevrouw;
- gelast dat de inspecteur de helft van het door de vennootschap betaalde griffierecht, te weten tot een bedrag van € 169, en het door mevrouw betaalde griffierecht van € 46, aan hen vergoedt;
- gelast dat de Minister de helft van het door de vennootschap betaalde griffierecht, te weten tot een bedrag van € 169, aan haar vergoedt.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: