In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 november 2020 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een vennootschap, die zich bezighoudt met duurzame energieopwekking, en de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had naar aanleiding van een boekenonderzoek de in aftrek gebrachte voorbelasting op inkoopfacturen gecorrigeerd, omdat hij van mening was dat de vennootschap de facturen niet zou betalen. Dit leidde tot naheffingsaanslagen voor de jaren 2014 tot en met 2017, met daarbij verzuimboetes. De vennootschap was het niet eens met deze besluiten en heeft bezwaar gemaakt.
Tijdens de zitting op 22 oktober 2020 in Breda is de vennootschap vertegenwoordigd door haar bestuurder en een gemachtigde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur terecht de voorbelasting heeft gecorrigeerd, omdat de vennootschap niet over voldoende liquide middelen beschikte om de facturen te voldoen. De rechtbank heeft echter de verzuimboetes gematigd, rekening houdend met de financiële situatie van de vennootschap. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslagen en verzuimboetes verminderd. De rechtbank heeft de inspecteur ook veroordeeld in de proceskosten van de vennootschap.
De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.