ECLI:NL:RBZWB:2020:5155

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 19_6333 tot en met AWB - 19_6338 en AWB - 19_6710 en AWB - 19_6711
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen; omkering en verzwaring van de bewijslast

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De belanghebbende, die een eenmanszaak drijft, heeft in de jaren 2012 tot en met 2015 aangiften gedaan, maar de inspecteur heeft deze aangiften als onjuist beoordeeld en navorderingsaanslagen opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur de navorderingsaanslagen terecht heeft opgelegd, omdat de belanghebbende de vereiste aangiften niet heeft gedaan en de bewijslast omgekeerd en verzwaard dient te worden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de inspecteur de belastingrente en de navorderingsaanslagen naar de juiste bedragen heeft opgelegd. De belanghebbende heeft verzocht om een immateriële schadevergoeding van € 500 vanwege overschrijding van de redelijke termijn, welke door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten van de belanghebbende vastgesteld op € 827,50 en de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de door de belanghebbende betaalde griffierechten van € 94.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 19/6333, 19/6334, 19/6335, 19/6336, 19/6337, 19/6338, 19/6710 en 19/6711.
uitspraak van 8 oktober 2020
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [plaats 1] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) (de (navorderings)aanslagen) en beschikkingen belastingrente (de belastingrente) opgelegd:
  • Voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag IB/PVV berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.814 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.921 en een beschikking belastingrente van € 682 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.27.01);
  • Voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag Zvw berekend naar een bijdrage-inkomen van € 17.131 en een beschikking belastingrente van € 163 (aanslagnummer [aanslagnummer] .W.27.01.4);
  • Voor het jaar 2013 een navorderingsaanslag IB/PVV berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.408 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.322 en een beschikking belastingrente van € 2.037 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.37.01);
  • Voor het jaar 2013 een navorderingsaanslag Zvw berekend naar een bijdrage-inkomen van € 37.725 en een beschikking belastingrente van € 338 (aanslagnummer [aanslagnummer] .W.37.01.4);
  • Voor het jaar 2014 een aanslag IB/PVV berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.107 en een beschikking belastingrente van € 902 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.46.01);
  • Voor het jaar 2014 een aanslag Zvw berekend naar een bijdrage-inkomen van € 30.015 en een beschikking belastingrente van € 48 (aanslagnummer [aanslagnummer] .W.46.01.4);
  • Voor het jaar 2015 een aanslag IB/PVV berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.719 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.573 en een beschikking belastingrente van € 206 (aanslagnummer [aanslagnummer] .H.56.01);
  • Voor het jaar 2015 een aanslag Zvw berekend naar een bijdrage-inkomen van € 15.000 en een beschikking belastingrente van € 61 (aanslagnummer [aanslagnummer] .W.56.01.4).
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de (navorderings)aanslagen en de belastingrente verminderd.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende in de zaak met nummer 19/6333 een griffierecht geheven van € 47 en in de zaak met nummer 19/6710 een griffierecht van € 47. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2020 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde, M.L.M. Hoeben, verbonden aan Hoeben Belastingadvies te Nederweert en namens de inspecteur, [inspecteur] .

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1.
Volgens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 16 januari 2018 drijft belanghebbende sinds 1 april 2007 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Onder de handelsnamen [A] en [B] bestaan de activiteiten volgens genoemd uittreksel uit:
‘Handelsonderneming in roerende goederen, hoofdzakelijk caravans, tevens montagebedrijf. Export dienstverlening van voertuigen voor derden.’
2.2.
De inspecteur heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld, waarvan met dagtekening 26 maart 2018 een rapport (het rapport) is uitgebracht. Het rapport luidt, voor zover van belang:
‘1-1 Reikwijdte van het onderzoek
Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften:
• Inkomstenbelasting over de jaren 2012 tot en met 2014;
• Omzetbelasting over de tijdvakken 1-1-2012 tot en met 31-12-2016.
Uitbreiding onderzoek
Maandag 11 december 2017 heb ik belastingplichtige en zijn adviseur medegedeeld
dat de controle wordt uitgebreid met het beoordelen van de aanvaardbaarheid van
de aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2016.
Voor het jaar 2015 waar nog geen aangifte inkomstenbelasting voor is ingediend zal
een ambtshalve aanslag worden vastgesteld.
De belastingplichtige en zijn adviseur gaan hiermee akkoord.
(…)
2.3
Bedrijfsactiviteiten
De bedrijfsactiviteiten bestaan uit de in- en verkoop van gebruikte caravans;
Het verkopen van caravan movers en caravan accessoires.
Volgens [belanghebbende] zijn er geen werknemers in dienst.
(…)
2.5
Internet/website
[belanghebbende] maakt gebruik van de volgende website: [www.A.nl]
Deze website is informatief en men kan een afspraak maken voor de aan- en
verkoop van een caravan.
(…)
4.1
Algemeen
Voor de jaren 2012 tot en met 2014 zijn aangiften inkomstenbelasting ingediend.
In deze aangiften is de zelfstandigenaftrek geclaimd en is de rubriek eigen woning
gebruikt.
Op de vraag waarom voor wat betreft de onderneming alleen de zelfstandigenaftrek
is geclaimd reageert de adviseur met de opmerking: ''dan zal het vinkje voor die
rubriek wel hebben aangestaan".
Waarom er geen balans en verlies en winstgegevens zijn opgevoerd in de aangiften
blijft onduidelijk. De adviseur geeft hier geen verklaring voor.
Hoe de aangeleverde kolommenbalans 2012 en de resultatenoverzichten 2012 en
2013 tot stand zijn gekomen, kon de adviseur niks over vertellen. Hij had ze in ieder
geval niet zelf gemaakt volgens eigen zeggen. Op de kolommenbalans 2012 en de
resultatenoverzichten 2012 en 2013 staat de naam van het [advieskantoor]
(betreft [advieskantoor] te [plaats 2] ), dit is de voorgaande werkgever van [persoon]
.
Voor het jaar 2015 is tot op heden geen aangifte inkomstenbelasting ingediend.
Deze zal ambtshalve worden vastgesteld.
Voor het jaar 2016 is op dinsdag 21 november 2017, tijdens het boekenonderzoek,
een aangifte inkomstenbelasting ingediend.
Tijdens het gesprek op maandag 11 december 2017 heb ik aangegeven de controle
te zullen uitbreiden en de aangifte inkomstenbelasting 2016 te zullen beoordelen.
Voor het jaar 2015 zal een fiscale winstberekening worden gemaakt.
[belanghebbende] en zijn adviseur gaan hiermee akkoord.
(…)
4.3.1
Berekening opbrengsten en inkoopwaarde
Omdat de aangeleverde administratie niet verwerkt is in een financiële administratie
en in de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2012 tot en met 2014 de
omzetten en de kosten van de onderneming niet zijn aangegeven, heb ik aan de
hand van de ingekochte caravans en de daar tegenoverstaande verkopen een
omzetberekening gemaakt om vervolgens tot een fiscale winstberekening te komen.
Verder hebben wij gebruik gemaakt van de aangeleverde overzichten van de in- en
verkopen caravans, de inkoopverklaringen en de aanwezige verkoopfacturen.
Voor wat betreft de kosten zijn we uitgegaan van de aangeleverde
kolommenbalansen 2012 en de resultatenrekeningen 2012 en 2013 en het
kostenoverzicht 2e tot en met 4e kwartaal 2014 waarbij de mutaties per maand niet
zijn meegenomen.
Een aantal kosten hebben we steekproefsgewijs beoordeeld aan de hand van
aanwezige facturen.
Voor het jaar 2015 is geen aangifte inkomstenbelasting ingediend.
Voor het jaar 2016 is een aangifte inkomstenbelasting ingediend.
Wij hebben aan de hand van de ingekochte caravans en de daar tegenoverstaande
verkopen een omzetberekening gemaakt om vervolgens tot een fiscale
winstberekening 2016 te komen.
Verder heb ik gebruik gemaakt van de aangeleverde overzichten van de in- en
verkopen caravans, de inkoopverklaringen en de aanwezige verkoopfacturen.
Aan de hand van de aanwezige verkoopfacturen hebben we de omzet verwerkt in
een Excel overzicht.
• Voor het jaar 2012 zijn facturen uitgereikt met factuurnummers 1201 tot en
met 1286.
• Voor het jaar 2013 zijn facturen uitgereikt met factuurnummers 1301 tot en
met 1375.
• Voor het jaar 2014 zijn facturen uitgereikt met factuurnummers 1401 tot en
met 1482.
• Voor het jaar 2015 zijn facturen uitgereikt met factuurnummers 1501 tot en
met 1556.
• Voor het jaar 2016 zijn facturen uitgereikt met factuurnummers 1601 tot en
met 1689.
De facturen zijn doorlopend genummerd en voldoen aan de formele eisen.
4.3.2
Berekening en beoordeling kosten
Voor wat betreft de kosten ben ik uitgegaan van de aangeleverde kostenoverzichten
over de jaren 2014, 2015 en 2016 waarbij de aanschafkosten van de Mercedes niet
als kosten mee worden genomen en waarbij de mutaties per maand niet zijn
meegenomen. Voor de 'mutaties per maand' zijn geen kostenfacturen aanwezig, het
betreft een mutatie en geen kosten.
Een aantal kosten heb ik steekproefsgewijs beoordeeld aan de hand van aanwezige
facturen.
4.3.3
Resultaten berekening en beoordeling omzet, inkoopwaarde en kosten
(…)
Voor de jaren 2014 tot en met 2016 zijn voor wat betreft de kosten, niet
meegenomen de mutaties per maand die vermeld staan op de door de adviseur
aangeleverde kostenoverzichten van respectievelijk totaal € 7.383, € 10.615 en
€ 15.116. Voor deze bedragen zijn geen kostenfacturen aanwezig, het betreft een
mutatie en geen kosten. Voor het jaar 2016 is ook de aanschaf van de Mercedes
bedrijfsauto ten bedrage van € 47.705 niet meegenomen als zijnde kosten (deze
moet geactiveerd worden).
In de aangifte 2016 is als arbeidsbeloning fiscale partner een bedrag van € 9.000
opgevoerd. Tijdens het onderzoek en gesprekken die gevoerd zijn met [belanghebbende]
is niet gebleken dat de echtgenote van [belanghebbende] werkzaamheden
verricht in de onderneming. [belanghebbende] heeft duidelijk aangegeven dat alleen
zijn vader werkzaamheden verricht in de onderneming gratis en om niet.
De kosten arbeidsbeloning fiscale partner worden dan ook niet geaccepteerd.
4.3.4
Box 3
In het onderstaand overzicht is het Box 3 vermogen vermeld volgens de systemen
van de Belastingdienst. Deze zijn niet aangegeven in de aangiften 2012 tot en met
2015 en worden derhalve gecorrigeerd.
` 2012 2013 2014 2015 2016
Rabo € 8.802 € 19.483 € 24.294 € 16.207 € 30.906
Effecten € 106.508 € 105.867 € 107.706 € 104.459 € 105.938
Totaal € 115.310 € 125.350 € 132.000 € 120.666 € 136.844’
2.3.
In de uitspraken op bezwaar is de inspecteur gedeeltelijk aan de bezwaren tegemoetgekomen door alsnog voor ieder jaar de zelfstandigenaftrek te accepteren.

3.Geschil

3.1.
In geschil is het antwoord op de volgende vragen:
1. Zijn de (navorderings)aanslagen naar de juiste bedragen opgelegd?
2. Dient hierbij voor de jaren 2012, 2013 en 2014 de bewijslast te worden omgekeerd en verzwaard omdat belanghebbende de vereiste aangiften niet heeft gedaan?
3.2.
Belanghebbende beantwoordt de vragen ontkennend en de inspecteur bevestigend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.
3.3.
Tussen partijen is na de zitting van de rechtbank niet meer in geschil dat:
1. De navorderingsaanslagen IB/PVV 2012 en Zvw 2012 tijdig zijn opgelegd.
2. Wat betreft de aanslagen IB/PVV 2015 en Zvw 2015 de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard omdat er geen aangifte is ingediend. Tevens is er terecht een verzuimboete van € 369 opgelegd.
3. Belanghebbende recht heeft op een immateriëleschadevergoeding van € 500 in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, te betalen door de inspecteur.

4.Beoordeling van het geschil

Vooraf
4.1.
Mede op grond van artikel 6:9, lid 2, van de Awb, heeft de inspecteur terecht alle bezwaren ontvankelijk verklaard.
4.2.
Voor zover er al sprake zou zijn van twee uitspraken op bezwaar (HR 20 januari 2012, nr. 10/02678, ECLI:NL:HR:2012:BT1516), dan zijn de beroepen toch ontvankelijk omdat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
2012, 2013 en 2014
4.3.
Artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalt – voor zover van belang – dat indien de vereiste aangifte niet is gedaan het beroep ongegrond wordt verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is (‘omkering en verzwaring van de bewijslast’).
4.4.
Bij inhoudelijke gebreken in een aangifte kan slechts dan worden aangenomen dat de vereiste aangifte niet is gedaan, indien aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast is vastgesteld dat sprake is van één of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde belasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Tevens is vereist dat het bedrag van de belasting dat als gevolg van de hiervoor bedoelde gebreken in de aangifte niet zou zijn geheven, op zichzelf beschouwd aanzienlijk is. Inhoudelijke gebreken in de aangifte worden slechts in aanmerking genomen indien de belastingplichtige ten tijde van het doen van aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan belasting niet zou worden geheven (HR 30 oktober 2009, nr. 07/10513, ECLI:NL:HR:2009:BH1083 en HR 24 april 2015, nr. 14/04104, ECLI:NL:HR:2015:1083).
4.5.
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende voor de jaren 2012, 2013 en 2014 de vereiste aangiften niet heeft gedaan omdat voor deze jaren aangiften zijn ingediend met een belastbare winst uit onderneming van nihil en er geen balans en resultatenrekening is opgenomen. Belanghebbende heeft ter zitting van de rechtbank daartegen ingebracht dat deze aangiften zo zijn ingediend omdat er geen sprake is van een bron van inkomen.
4.6.
De rechtbank zal eerst aan de hand van de normale bewijslastverdeling beoordelen of er sprake is van één of meer gebreken in de ingediende aangiften.
4.7.
Volgens vaste jurisprudentie worden als uitgangspunt de volgende drie algemene voorwaarden gesteld aan een bron van inkomen: deelname aan het economische verkeer, het (subjectieve) oogmerk om voordeel te behalen, en de (objectieve) verwachting dat het voordeel redelijkerwijs kan worden behaald. In het kader van de objectieve voordeelsverwachting dient te worden onderzocht of de activiteiten van belanghebbende voorzienbaar blijvend verlieslatend zijn dan of daarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij belanghebbende, zij het in de toekomst, positieve zuivere opbrengsten zullen opleveren (HR 14 oktober 2005, nr. 40.244, ECLI:NL:HR:2005:AR6821).
4.8.
De inspecteur heeft naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een bron van inkomen. Er wordt door belanghebbende aan het economische verkeer deelgenomen en er is een subjectief oogmerk om voordeel te behalen, waarbij de rechtbank nog opmerkt dat de activiteiten reeds vanaf 1 april 2007 lopen. Dit laatste, gecombineerd met dat belanghebbende ter zitting van de rechtbank heeft gesteld dat bij het starten van de activiteiten omvangrijke investeringen hebben plaatsgevonden en de winstberekeningen van de inspecteur in het rapport aan de hand van de aangeleverde administratie (zie onderdeel 4.3.3) leiden de rechtbank tot het oordeel dat er ook sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Ten slotte merkt de rechtbank nog op dat belanghebbende de onderneming heeft ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en belanghebbende in de ingediende aangifte IB/PVV 2016 de winst uit onderneming – vóór de investeringsaftrek, de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling – heeft berekend op € 35.217.
4.9.
De inspecteur heeft aan de hand van de aangeleverde administratie de winstmarges over de jaren 2012, 2013 en 2014 berekend op respectievelijk € 38.268, € 53.425 en € 56.935. Belanghebbende heeft ter zitting van de rechtbank de winstmarges globaal berekend op respectievelijk € 30.000, € 35.000 en € 40.000. Belanghebbende heeft ter zitting van de rechtbank gesteld dat hij niet kan zeggen dat de uitleg van de inspecteur over de verschillen in de winstmarges tussen de inkomsten- en de omzetbelasting niet klopt. Aangezien de inspecteur is uitgegaan van de aangeleverde administratie en belanghebbende hiertegen onvoldoende concrete gegevens heeft ingebracht, is de inspecteur in de op hem rustende bewijslast omtrent de winstmarges geslaagd.
4.10.
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat tot de aftrekbare kosten ook moeten worden gerekend de onder de ‘mutaties per maand’ vermelde bedragen, waarvan de facturen alleen digitaal aanwezig zijn. De inspecteur heeft de aftrek van deze kosten niet geaccepteerd omdat bedoelde facturen niet zijn overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat van belanghebbende, die kosten in aanmerking wil nemen, mag worden verlangd dat bijbehorende facturen worden overgelegd. Aangezien belanghebbende dit om hem moverende redenen achterwege heeft gelaten, is belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank niet in zijn bewijslast geslaagd. De inspecteur heeft deze kosten terecht niet in aftrek toegelaten. De rechtbank merkt nog wel op dat de inspecteur de meeste kosten die niet vallen onder de ‘mutaties per maand’ wel heeft geaccepteerd.
4.11.
Belanghebbende heeft gesteld dat hij ten laste van de winst kan brengen een arbeidsbeloning van € 9.000 voor zijn echtgenote omdat zij voor de onderneming werkzaamheden heeft verricht, bestaande uit het schoonmaken van de caravans, de showroom en het kantoor. Bovendien ontvangt zij de klanten als hij nog niet aanwezig is, aldus belanghebbende. De inspecteur heeft daartegen ingebracht dat tijdens het boekenonderzoek is gebleken dat alleen de vader meehelpt (zie onderdeel 4.3.3 van het rapport). Belanghebbende, op wie de bewijslast rust, heeft zijn betoog – ondanks dat de inspecteur in de bezwaarfase hierom heeft gevraagd – niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank van oordeel is dat belanghebbende niet in zijn bewijslast is geslaagd. De inspecteur heeft de arbeidsbeloning terecht niet in aftrek toegelaten.
4.12.
Tussen partijen is niet in geschil dat de hypothecaire lening ter grootte van € 215.000 niet kan worden aangemerkt als eigenwoningschuld. Wel is tussen partijen in geschil of deze moet worden toegerekend aan de onderneming (box 1) of aan box 3. Belanghebbende heeft in dit kader gesteld dat deze lening is gebruikt voor de financiering van de investeringen bij het starten van de onderneming (2007) en dat in de jaren 2012, 2013 en 2014 de hierover betaalde rente derhalve aftrekbaar is. De inspecteur heeft daartegen ingebracht dat er sprake is van een consumptief krediet en dat de schuld ook niet is opgenomen op de balans. Belanghebbende, op wie de bewijslast rust, heeft zijn betoog niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank van oordeel is dat belanghebbende niet in zijn bewijslast is geslaagd. Hierbij merkt de rechtbank nog op dat in de door [advieskantoor] opgestelde resultatenrekeningen 2012 en 2013 bedoelde renten niet zijn verwerkt. De inspecteur heeft de betaalde renten terecht niet in aftrek in box 1 toegelaten.
4.13.
De rechtbank komt derhalve tot de conclusie dat de voor de jaren 2012, 2013 en 2014 opgelegde (navorderings)aanslagen en beschikkingen belastingrente naar de juiste bedragen zijn opgelegd. De rechtbank komt niet meer toe aan een oordeel over de omkering en verzwaring van de bewijslast.
2015
4.14.
Voor 2015 is tussen partijen niet in geschil dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard.
4.15.
De omstandigheid dat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast laat echter onverlet dat de inspecteur gehouden is een redelijke schatting te maken van het door hem gestelde – niet aangegeven – inkomen van belanghebbende. Hij mag niet naar willekeur handelen. Gelet op de hiervoor gegeven oordelen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat de inspecteur, door uit te gaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van (na bezwaar) € 17.763 en een bijdrage-inkomen van (na bezwaar) € 14.812, naar willekeur heeft gehandeld.
4.16.
Het is derhalve aan belanghebbende om te doen blijken, dat wil zeggen overtuigend aan te tonen, dat de schattingen van het belastbaar inkomen uit werk en woning en het bijdrage-inkomen onjuist zijn. Daarin is hij naar het oordeel van de rechtbank niet geslaagd.
Slotsom
4.17.
De slotsom is dan ook dat de beroepen ongegrond zijn.

5.Proceskosten

Aangezien belanghebbende recht heeft op de toekenning van een vergoeding van immateriële schade, ziet de rechtbank aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van de werkelijke door hem gemaakte proceskosten. De rechtbank wijst dat verzoek af. Niet gezegd kan immers worden dat de inspecteur ‘tegen beter weten in’ heeft geprocedeerd dan wel zeer onzorgvuldig heeft gehandeld. De proceskosten voor de beroepsfase zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 787,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525, een wegingsfactor 0,5 en een factor 1,5 voor samenhang) en voor de reiskosten op € 40, derhalve in totaal op € 827,50. Omdat de vergoeding uitsluitend plaatsvindt in verband met de toekenning van een vergoeding van immateriële schade, is de wegingsfactor voor het gewicht van de zaak 0,5 (licht) (vgl. Hoge Raad 20 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:660.

6.6. Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade ten bedrage van € 500;
  • veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 827,50;
  • gelast dat de inspecteur de door belanghebbende betaalde griffierechten van € 94 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 8 oktober 2020 door mr. B.F.A. van Huijgevoort, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.