In deze zaak heeft eiseres, een tuinbouwbedrijf, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin een verzoek om herziening van een eerder opgelegde bestuurlijke boete werd afgewezen. De boete was opgelegd wegens het overschrijden van de fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen. Eiseres stelde dat de minister informatie had achtergehouden die essentieel was voor haar verdediging, en dat de afwijzing van het herzieningsverzoek evident onredelijk was. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting in Breda op 30 juli 2020, waar de gemachtigde van eiseres en de vertegenwoordiger van de minister aanwezig waren.
De rechtbank overwoog dat de minister zich terecht op het standpunt had gesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderende omstandigheden waren die een herziening van de boete rechtvaardigden. Eiseres had geen nieuwe informatie aangevoerd die de eerdere beslissing kon ondermijnen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van het herzieningsverzoek niet evident onredelijk was, ondanks de argumenten van eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en droeg de minister op het griffierecht aan eiseres te vergoeden, evenals de proceskosten die eiseres had gemaakt.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en de mogelijkheid voor belanghebbenden om zich te verdedigen tegen opgelegde boetes, maar bevestigt ook dat bestuursorganen niet verplicht zijn om besluiten te herzien zonder nieuwe feiten of omstandigheden. De rechtbank heeft de relevante wettelijke bepalingen en eerdere jurisprudentie in haar overwegingen betrokken, wat de juridische context van de zaak versterkt.