Op 20 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een geheimhoudingsbeslissing genomen in een zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had op 31 januari 2020 een verzoek ingediend om bepaalde stukken geheim te houden op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit verzoek betrof onder andere e-mailberichten met interne beraadslagingen en privacygevoelige informatie van medewerkers van de Belastingdienst. De rechtbank heeft besloten om het verzoek om geheimhouding deels toe te wijzen, met name voor de namen, e-mailadressen en telefoonnummers van medewerkers, alsook voor een specifieke passage in een e-mail die onder de vrije bepaling van procespositie valt. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat er geen reden is om de inhoud van de e-mailberichten verder geheim te houden, aangezien deze geen nieuwe informatie bevatten die niet al bekend was bij de belanghebbende.
De geheimhoudingskamer heeft geen zitting gehouden, omdat de aard van de procedure dit niet vereiste. De rechtbank heeft de argumenten van de inspecteur tegen de belangen van de belanghebbende afgewogen en geconcludeerd dat de redenen voor geheimhouding in dit geval zwaarder wegen. De inspecteur is verzocht om binnen twee weken na de uitspraak te bevestigen of hij bereid is de geheimgehouden stukken, na de nodige aanpassingen, in het geding te brengen. De beslissing is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.