Uitspraak
geheimhoudingskamer
1.Loop van het geding
2.Beoordeling van het verzoek om beperkte kennisneming
(…)
Door de belastingdienst zijn over de handel in winstvennootschappen tussen juni 2009 en september 2009 interne notities geschreven.
(…)
Bijgaand zenden wij conform de Procesregeling belastingkamers gerechtshoven 2014 in samenhang met Procesregeling bestuursrecht 2013 in een gesloten envelop twee sets stukken: één integrale ongeschoonde versie en één waarin de jegens belanghebbende geheim te houden passages zijn gewit.
(…)
Bijlagen:
1) Verslag overleg [A bv] (april 2009)
2) Aansprakelijkheidsstelling ex. Art. 40 Inv. Wet, 08-06-2009
3) Memo Handel in winstvennootschappen/Misbruik art. 20a Wet Vpb, 15-6-2009
4) Memo lagere belastingopbrengsten door handel in winstvennootschappen, 19-06-2009
5) Memo [X] , [A] , [KK] , 29 september 2009
6) Overzicht data aanslagen
7) Lijst winstvennootschappen [A bv] ”
A. Vragen die zien op de stukken van het derden-onderzoek bij [A bv] ;
B. Vragen die zien op de verstrekte stukken bij de brief van 23 december 2014;
C. Vragen die zien op het pre-weeg document en de verslagen van het selectie-overleg en tripartiete overleg;
D. Vragen die zien op de interne memo’s, concepten.
In het onderstaande zal op deze vragen nader worden ingegaan.
Tevens zal onder punt E worden aangegeven waarom met een beroep op artikel 8:29 Awb de meeste stukken ‘geschoond’ zijn overgelegd (en in een gesloten enveloppe de ongeschoonde stukken zijn overgelegd).
(…)
E. VERSTREKKING GESCHOONDE STUKKEN OP GROND VAN ARTIKEL 8:29 AWBWij onderscheiden vier ‘groepen’ schriftelijke stukken die worden overgelegd:
1. De stukken die betrekking hebben op de periode oktober 2008 – september 2009(…);
(…)
2. Het verslag selectie-overleg;
(…)
3. Concepten;
(…)
4. De schriftelijke stukken (hoofdzakelijk interne e-mails) die betrekking hebben op de jaren 2010 en 2011 (aanslagfase en bezwaarfase);
(…)
5. Stukken van medewerkers van de Belastingdienst betreffende enkele onderzoeken ter plekke
(…).
Deze stukken zijn opgenomen in bijlage 1 en zijn vooral van belang voor de vraag of er ter zake van (sommige) opgelegde navorderingsaanslagen sprake was van een nieuw feit (…).
Deze stukken zijn geschoond voor de passages die op grond van de volgende ‘gewichtige redenen’naar onze mening niet verstrekt behoeven te worden aan belanghebbenden:
- bescherming van persoonsgegevens van derden (…);
- geheimhouding persoonlijke gegevens van collega’s (…);
- beperking vrijheid van inspecteur om bij de voorbereiding van een zaak gedachten te bepalen (…).
Het pre-weeg document wordt zonder beperkingen ingebracht. Met betrekking tot het verslag van het SO heeft te gelden dat dit gepaard gaat met het verzoek ex art. 8:29 Awb dat van de niet op belanghebbenden ziende onderdelen van het verslag wegens gewichtige redenen uitsluitend de rechter (via geheimhoudingskamer) daarvan kennis zal mogen nemen; (…)
De gewichtige redenen zijn in dit geval de verplichting van de inspecteur ex art. 67 AWR (geheimhoudingsplicht) in relatie tot de in het geding zijn van de privacy van derden. Het kan niet zo zijn, dat de feiten en omstandigheden van andere verdachte(n) die in het SO zijn besproken aan belanghebbenden geopenbaard dienen te worden. Zulks geldt eveneens voor de namen van de deelnemers aan het SO waarbij evenmin enig belang kan worden onderkend deze namen aan belanghebbenden te openbaren.
Het verslag van het SO wordt hierbij in geschoonde versie ingebracht. De ongeschoonde versie wordt in
een gesloten envelop separaat ingebracht.
De concepten van de brieven uit 2010, aangevuld met de concepten van de brief van 9 december 2009, zijn in gesloten enveloppe, met een beroep op artikel 8:29 Awb, meegezonden. In de geschoonde versie, verstrekt in de open enveloppe, zijn alleen de definitieve versies van de brieven meegezonden.
Wij hebben hierop één uitzondering gemaakt: de concepten van de brief van 9 december 2009 hebben we wel in de open enveloppe meegestuurd. Dit hebben wij gedaan om Hof en belanghebbenden een idee te geven hoe dergelijke concepten ‘er uit zien’.
Naar onze mening behoeven de concepten niet verstrekt te worden aan belanghebbenden omdat er a priori geen reden is om een concept van een stuk te verstrekken als belanghebbenden beschikken over de definitieve versie van het stuk. Op dit definitieve stuk is immers het oordeel van de inspecteur gebaseerd, en niet op de concepten.
Tevens geeft het verschil tussen de definitieve versie en de concepten inzicht in de gedachtenvorming van de inspecteur en leidt aldus tot een belemmering om zijn gedachten in de voorbereiding van een zaak te vormen.
Op praktische gronden hebben wij alleen de concepten van de brieven uit 2010 verstrekt (in de gesloten enveloppe). Uiteraard zijn wij ook bereid om desgewenst ook de overige concepten te verstrekken, maar wachten wij de regiezitting van april af om hierover praktische afspraken te maken.
Deze stukken zijn in de bijgevoegde ordner opgenomen. Deze stukken zijn geschoond voor de passages die op grond van de volgende ‘gewichtige redenen’ naar onze mening niet verstrekt behoeven te worden aan belanghebbenden:
- geheimhouding persoonlijke gegevens van collega’s;
- beperking vrijheid van inspecteur om bij de voorbereiding van een zaak gedachten te bepalen.
De ongeschoonde stukken zijn (als bijlage 5) in een gesloten enveloppe meegezonden.
In de open enveloppe zijn de geschoonde stukken geheel gewit omdat geen belang wordt gediend van belanghebbenden met het verkrijgen van een nader inzicht in de wijze waarop derden in die zaken verliezen hebben gecreëerd. Naar onze mening hebben belanghebbenden sowieso [al] voldoende inzicht verkregen – indien dit nodig wordt geacht – met het verstrekken van het overzicht van [B] (van april 2009).
Tevens [wegen] de bescherming van persoonsgegevens van derden en de persoonlijke gegevens van collega’s zwaarder dan de (mogelijke) belangen van belanghebbenden.”
“van intern strategische aard zijn”. Dit lijkt met name betrekking te hebben op de onderdelen “Bestrijding”, “Aanbeveling”, “Kosten voor de Schatkist” en “Wijziging wet” uit de memo’s van de Coördinatiegroep Constructiebestrijding in bijlage 3 bij de brief van de inspecteur van 23 december 2015. Belanghebbenden menen dat het belang dat de inspecteur zou kunnen hebben gehad bij de geheimhouding van die onderdelen – bijna zes jaar na dato – in elk geval wel is uitgewerkt. Hoe de fiscus de bestrijding van handel in winstvennootschappen aanpakt heeft voor belanghebbenden weinig geheimen meer. De wetswijzigingen op het gebied van winstvennootschappen (…) hebben (…) al jaren geleden in het Staatsblad gestaan.
“geheimhouding persoonlijke gegevens van collega’s”komt belanghebbenden niet voor als een gewichtige reden. Zij nemen aan dat de gegevens van collega’s waar het hier om gaat niet veel meer inhouden dan naam, functie en werkkring – in wezen geen persoonlijke, maar professionele gegevens. Belanghebbenden kunnen zich in hun zaken geen enkel redelijk belang voorstellen dat met de geheimhouding van die gegevens gediend zou zijn. (…)
“beperking vrijheid van inspecteur om bij de voorbereiding van een zaak gedachten te bepalen”een grond voor geheimhouding kan opleveren.
Het lijkt erop dat de inspecteur in de bescherming van deze vrijheid een grond ziet om vrijwel iedere juridische analyse of feitelijke waarneming in de over te leggen stukken onleesbaar te maken. Het gaat er nu juist om dat de rechter op basis van de over te leggen stukken kan vaststellen of aan de navorderingsvereisten is voldaan. Dat wil zeggen, welke feiten kende de inspecteur ten tijde van de primitieve aanslagregeling en welke analyses en afwegingen ten grondslag lagen aan zijn beslissing om op dat moment de aangiften te volgen. De door de inspecteur gevraagde geheimhouding maakt dat volledig onmogelijk.
(…)
17 (…) Uit de niet-overgelegde stukken zou, naar belanghebbenden vermoeden, ook zijn gebleken dat de inspecteur bij het opleggen van de primitieve aanslagen een andere juridische analyse heeft gemaakt dan die waarop zijn standpunt stoelt (…).
18 (…) de vraag naar de pleitbaarheid van standpunten [is] en rechtsvraag. Het antwoord op die vraag wordt niet bepaald door wat de inspecteur dacht ten tijde van de aanslagregeling. Toch menen belanghebbenden dat de stukken uit de periode 2005-2009 ten minste een zekere kleuring kunnen geven aan de discussies over de boetes.”
het Hof;
7. Het memo van 4 oktober 2007 over [PPP] ;
8. Het verslag van het tripartiete overleg;
9. Het e-mail bericht van de [D BA] , met de daarin vermelde bestanden (bedoeld zal zijn bijlagen):
10. Meldingen in ATK.
11. Toelichting op bijlage 6.
(…)
Voor de bijlagen van de e-mails (bijlage 6), de bijlagen van de e-mail van de [D BA] (bijlage 9) en het verslag van het tripartite overleg (bijlage 8) wordt, op grond van artikel 8:29 Awb, beperkte kennisneming gevraagd. Het verzoek (…) is gebaseerd op de volgende ‘gewichtige’ redenen:
2. De geheimhouding van persoonlijke gegevens van collega’s;
3. Vrijheid van inspecteur om bij de voorbereiding van een zaak gedachten vrij te bepalen;
De collega’s – veelal leidinggevenden – aan wie wordt gerapporteerd zijn bij belanghebbende niet bekend. De kennisneming van die namen heeft voor belanghebbenden geen toegevoegde waarde, zodat de bescherming van die persoonsgegevens zwaarder weegt. (…)
De concepten van een definitief stuk geven inzicht in de gedachtenvorming van de inspecteur en de afwegingen die hij maakt. Als deze concepten moeten worden verstrekt, leidt dit er toe da de vrije gedachtevorming van die inspecteur wordt belemmerd. Dit vormt een gewichtige reden om concepten, die zijn opgenomen in de bijlagen van e e-mails, niet te verstrekken.
(…)
Bijlage 6: De bijlagen van de e-mails (opgenomen in drie separate ordners)
Bijlage 7: Brief d.d. 30 oktober over [PPP]
Bijlage 8: Het verslag van het tripartite overleg;
Bijlage 9: E-mail van 2 april 2015 van [D BA] met bijlagen:
a. E-mail 22-8-2008
b. Verslag bijeenkomst 17 december 2008 [D BA]
c. E-mail 6-10-2008 inzake KIWI constructie
d. E-mail 8-4-2009 over verkoop BV met boekwinst
Bijlage 10: De drie ATK meldingen
Bijlage 11. Toelichting op bijlage 6.”
(…)
Ik kan mij vinden in het kenbaar maken van de namen van medewerkers van de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën. Voorts stem ik in met het geanonimiseerd blijven van hun telefoonnummers en e-mailadressen. Eveneens stem ik in met het geanonimiseerd blijven van andere dan de onderhavige in het tripartiet overleg aan de orde geweest zijnde zaken, en van de namen, telefoonnummers en e-mailadressen van mensen die niet werkzaam zijn bij de Belastingdienst of het Ministerie van Financiën.
(…)
Ten aanzien namen van derden en aanslagnummers wordt wel anonimiteit betracht. Dit geldt ook voor het tripartiet overleg en ten aanzien van namen, telefoonnummers en e-mailadressen van mensen die niet werkzaam zijn bij de Belastingdienst of het Ministerie van Financiën.
Verder wordt er belang gehecht aan het privédomein van de inspecteur. Bepaalde opmerkingen zijn in de privésfeer gemaakt en dienen onder het mom van privacy beschermd te worden. De privacy van de inspecteur kan als een zwaarwegende grond voor anonimiseren worden aangemerkt.
Ook de controlestrategie acht ik een gewichtige reden. Het gaat daarbij onder meer om de aanpak van constructies van de Belastingdienst die niet bekend mogen worden. Vandaar dat dit alsnog zo wordt benoemd.”
De term controle-strategisch legt meer nadruk op het toezicht-aspect, de term intern-strategisch legt meer nadruk op de exclusiviteit van de stukken. Beide aspecten zijn met elkaar verbonden en hebben betrekking op de effectiviteit van het door de Belastingdienst uit te oefenen toezicht op de naleving van belastingwetten. Het belang van de effectiviteit van dit toezicht weegt naar het oordeel van het Hof zwaarder dan het belang dat belanghebbenden hebben bij onbeperkte kennisneming van de desbetreffende passages (verg. Hof Amsterdam 19 april 2006, 04/04923, ECLI:NL:GHAMS:2006:
Voorts betreft het (in het bijzonder) gegevens van derden, waarbij het belang van belanghebbende bij verdere kennisneming redelijkerwijs niet opweegt tegen het belang van de inspecteur en de derden bij beperkte kennisneming.
Hierbij zij opgemerkt dat op blz. 123 een opmerking is geschoond die niet onder de hiervoor vermelde categorie valt. Het betreft een opmerking zonder inhoudelijk belang, welke overigens zodanig onhandig is geformuleerd dat het in dit geval de privacy van de desbetreffende functionaris onevenredig zou schaden, indien die opmerking verder bekend zou worden. Nu met dat laatste redelijkerwijs ook overigens geen enkel belang is gediend, acht het Hof het schonen van deze opmerking aanvaardbaar.
Op dezelfde grond acht het Hof het schonen van het laatste gedeelte van blz. 139 aanvaardbaar (zie ook onder 2.19.4).
3.3. Beslissing
2015 overgelegde stukken gerechtvaardigd, behoudens hetgeen hierna is vermeld;
hiervoor onder 2.20.1 tot en met 2.20.10 vermelde bladzijden en wel zodanig dat daarin niet meer
geschoond is wat onder 2.20.1 tot en met 2.20.10 als vrij te geven informatie is vermeld;
dan niet nakoming te informeren, in het geval van nakoming door gelijktijdige toezending aan het
Hof van de aan belanghebbenden toe te zenden stukken;
van hetgeen hiervoor is vermeld, ter beschikking van de kamer die de hoofdzaak behandelt, met dien
verstande dat de stukken die door de inspecteur ongeschoond zijn verstrekt en waarop met
inachtneming van deze uitspraak een beperkte kennisneming van toepassing is, in gesloten
enveloppen tot het dossier behoren.