De rechtbank stelt voorop dat voor de toepassing van artikel 32bb van de Wet LB van belang is of de heer [A] gedurende de periode dat hij bestuurder was van [A NV] (1 april 2011 tot 30 juni 2015) zijn werkzaamheden is blijven verrichten en zijn beloning is blijven genieten uit hoofde van zijn dienstbetrekking met belanghebbende. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
Er is geen feitelijke grondslag aangevoerd voor de stelling van belanghebbende dat de heer [A] gedurende de periode dat hij was benoemd tot bestuurder van [A NV] niet langer in dienstbetrekking werkzaam was bij belanghebbende. Een feitelijke grondslag daarvoor is niet de door belanghebbende bedoelde fictieve dienstbetrekking, ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en letter i, van de Wet LB. Deze gestelde fictieve dienstbetrekking heeft immers als zodanig niet als rechtsgevolg dat de civielrechtelijke dienstbetrekking van de heer [A] met belanghebbende is beëindigd. De opvatting dat het fiscale fenomeen van een fictieve dienstbetrekking dergelijke civielrechtelijke gevolgen heeft, is onjuist.
Voor zover belanghebbende bedoeld zou hebben dat artikel 2:132, derde lid, Burgerlijk Wetboek meebrengt dat zodra de heer [A] bestuurder werd van [A NV] , de civielrechtelijke dienstbetrekking met belanghebbende van rechtswege is beëindigd, is die opvatting ook onjuist. Voornoemd artikellid bepaalt weliswaar dat de rechtsverhouding tussen een bestuurder en, kort gezegd, een beursvennootschap niet wordt aangemerkt als een arbeidsovereenkomst, maar deze bepaling staat er niet aan in de weg dat een bestuurder een arbeidsovereenkomst heeft met een dochtervennootschap van een beursvennootschap gelet op de tekst en de wetsgeschiedenis (vgl. Kamerstukken I, 2010/11, 31 763, C, p. 12).
De fictieve dienstbetrekking betekent, zoals hierna nog zal worden uiteengezet, evenmin dat de heer [A] zijn beloning heeft genoten in de hoedanigheid van bestuurder van [A NV]
Voor de toepassing van artikel 32bb van de Wet LB dient 30 juni 2015 als de datum van de beëindiging van de dienstbetrekking met belanghebbende in aanmerking genomen te worden.