Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
€ 5.229 -/-
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet 1956. De belanghebbende, die indirecte aandelenbelangen in verschillende vennootschappen had verkregen, wilde de BOR toepassen op de verkrijging van deze aandelen. De rechtbank oordeelde dat de bezitseis van artikel 35d van de Successiewet afzonderlijk moet worden toegepast voor elke objectieve onderneming of een gedeelte daarvan. Aangezien voor twee indirecte aandelenbelangen niet aan deze bezitseis was voldaan, kon de BOR niet worden toegepast. De rechtbank verwierp ook het beroep van de belanghebbende op een brede toepassing van een eerder arrest van de Hoge Raad en het gelijkheidsbeginsel. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard.