ECLI:NL:HR:2020:990
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling bij schenking van aandelen binnen de bezitstermijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet. De belanghebbende, [X], had een schenking ontvangen van zijn ouders, bestaande uit alle aandelen in [C] B.V. (Beheer BV). Beheer BV hield op het moment van schenking alle aandelen in [E] B.V. en [H] B.V., die op hun beurt aandelen in [F] B.V. bezaten. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant had geoordeeld dat de BOR niet van toepassing was op de waarde van de geschonken aandelen, omdat niet aan de vereiste bezitstermijn van vijf jaar was voldaan voor de ondernemingen [E] B.V. en [F] B.V. De belanghebbende stelde dat de periode waarin zijn vader aandelen in [E] B.V. hield, meegeteld moest worden voor de beoordeling van de vijfjaarseis.
De Hoge Raad oordeelde dat de bezitseis van de schenker niet verder strekt dan dat de vader ten tijde van de schenking gedurende vijf jaren aanmerkelijkbelanghouder van Beheer BV moest zijn, wat het geval was. Echter, voor de toepassing van de BOR is vereist dat Beheer BV gedurende vijf jaar de onderneming dreef. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van de Rechtbank dat de indirecte belangen van Beheer BV in [E] B.V. en [F] B.V. als meerdere objectieve ondernemingen moeten worden beschouwd, en dat niet aan de vijfjaarseis was voldaan. Het beroep in cassatie werd ongegrond verklaard, en de Hoge Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.