Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
bezwaren gemotiveerd kenbaar te maken”. Bij brief van 10 november 2014 heeft belanghebbende op het conceptrapport gereageerd en
“bezwaar aangetekend tegen de opgenomen standpunten in het conceptrapport”.In deze brief wordt, na een uiteenzetting over de indiening van de suppletieaangiften en de bestaande betalingsproblematiek, verzocht om de boete op nihil te stellen. Het definitieve controlerapport is gedateerd 27 november 2014. In dat rapport wordt onder de slotopmerkingen melding gemaakt van de reactie van belanghebbende van 10 november 2014 en wordt daarop gereageerd in die zin dat
“hierdoor niet is aangetoond dat suppletieaangiften zijn ingediend”en wordt het voornemen om een boete op te leggen gehandhaafd.
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
a) het recht van eenieder te worden gehoord voordat jegens hem een voor hem nadelige individuele maatregel wordt genomen;
“geïnformeerd over de gronden waarop deze boete berust”. Gelet op die bewoordingen moet worden aangenomen dat bij belanghebbende bekend was welke gedragingen door de inspecteur als beboetbaar werden aangemerkt. Niet is gebleken dat een andere aankondiging van de boete heeft plaatsgevonden dan via het controlerapport. De boete moet dan ook geacht worden op beide bepalingen te zijn gebaseerd.
“zodra”belanghebbende die onjuistheid constateert. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur niet het van hem te verlangen bewijs geleverd dat dat moment in het geval van belanghebbende na 1 januari 2012 ligt. Dat heeft tot gevolg dat artikel 10a van de AWR in combinatie met artikel 15 UB OB 1968 reeds daarom voor de onderhavige jaren toepassing mist. Voor zover de vergrijpboete op deze grondslag is gebaseerd, is dat ten onrechte en moet deze worden vernietigd.
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep tegen de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep betreffende de boetebeschikking gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de boete tot € 21.250;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 700;
- veroordeelt de Minister voor Rechtsbescherming tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 800;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.002;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: