Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2018 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een BV, die een orthodontistenpraktijk exploiteert, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen naheffingsaanslagen loonbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2013, 2014 en 2015, die waren opgelegd omdat de 30%-regeling niet meer van toepassing zou zijn. De inspecteur concludeerde dat de belanghebbende niet voldeed aan de voorwaarden van de 30%-regeling, omdat de werknemer, [A], niet meer op een afstand van meer dan 150 kilometer van de Nederlandse grens woonde. De rechtbank oordeelde dat de wijziging van de 30%-regeling, die op 1 januari 2012 in werking trad, niet in strijd was met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, dat het eigendomsrecht beschermt. De rechtbank stelde vast dat de wetswijziging niet kan worden aangemerkt als een ontneming van eigendom en dat de belanghebbende voldoende op de hoogte had kunnen zijn van de gevolgen van de wijziging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de naheffingsaanslagen en de belastingrente correct waren vastgesteld. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.