ECLI:NL:HR:2004:AR3514
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- G.J. Zuurmond
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de 35%-regeling en het vertrouwensbeginsel in het belastingrecht
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001. De naheffingsaanslag, ter hoogte van ƒ 63.010, werd opgelegd door de Inspecteur, die deze aanslag handhaafde na bezwaar. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in cassatie ging.
De Hoge Raad oordeelt dat de belanghebbende, als inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, recht had op de 35%-regeling voor drie personeelsleden die in het buitenland waren geworven. De Inspecteur had eerder goedkeuring verleend voor deze regeling, maar met de invoering van artikel 15a van de Wet per 1 januari 2001 werd de regeling gewijzigd naar een 30%-regeling. De vraag die in cassatie aan de orde was, was of de Inspecteur gehouden was om de oude regeling te blijven toepassen op basis van het vertrouwensbeginsel.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de belanghebbende niet het vertrouwen mocht ontlenen aan de eerdere goedkeuringen, gezien de wijziging van de wetgeving. De Hoge Raad stelt vast dat de bestaande regeling zo duidelijk samenhing met de belastingwetgeving dat de belanghebbende en de betrokken werknemers niet konden verwachten dat de goedkeuringen ongewijzigd zouden blijven na de wetswijziging. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.