In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 augustus 2017 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke procedure waarbij de belanghebbende, die in zijn woning een hennepkwekerij had, in geschil was over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012. De inspecteur van de Belastingdienst had de aanslag vastgesteld op basis van een schatting van het inkomen uit de hennepkwekerij, die door de politie was berekend op € 54.082. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur redelijkerwijs kon aannemen dat de belanghebbende inkomsten uit de hennepkwekerij had genoten, gezien de aangetroffen hennepkwekerij en de verklaringen van de belanghebbende zelf. De rechtbank verwierp het beroep van de belanghebbende op schending van de onschuldpresumptie en het arrest Melo Tadeu, omdat de fiscale procedure niet vereiste dat de uitkomst van de strafrechtelijke procedure werd onderzocht. De rechtbank oordeelde dat de schatting van het inkomen redelijk was en dat de belanghebbende niet in het tegenbewijs was geslaagd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verminderde de aanslag en de belastingrente tot de bedragen zoals die luiden na de verminderingsbeschikking. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en moest hij het griffierecht vergoeden.