ECLI:NL:HR:2003:AF6486
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof inzake aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 17 januari 2002. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende, X te Z, is opgelegd voor het jaar 1997. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen van ƒ 116.659. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van ƒ 36.659.
De Staatssecretaris van Financiën heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof. In het arrest van de Hoge Raad wordt het beroep ongegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan, maar dat de aanslag niet op een redelijke schatting van de verzwegen inkomsten mag berusten. De Hoge Raad bevestigt dat de Inspecteur zijn correctie moet onderbouwen en dat de schatting van de Inspecteur van de verzwegen inkomsten op ƒ 100.000 niet redelijk is. Het Hof heeft vervolgens zelf een redelijke schatting gemaakt van de verzwegen inkomsten op ƒ 20.000, wat door de Hoge Raad als niet onbegrijpelijk wordt beschouwd.
De Hoge Raad veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is openbaar uitgesproken op 28 maart 2003.