Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
‘wordt’in plaats van
‘kan’, waaruit volgt dat aan de inspecteur geen discretionaire bevoegdheid toekomt aangaande de wijze van berekening van het werkgeversrisicopercentage. Ook de omstandigheid dat in twee met belanghebbende vergelijkbare gevallen, de inspecteur aan toepassing van artikel 2.11, eerste lid van het Besluit Wfsv is voorbij gegaan kan naar het oordeel van de rechtbank niet tot een ander oordeel leiden. De inspecteur heeft immers aangegeven dat het in deze twee gevallen ging om incidentele fouten. De inspecteur heeft voorts enkele uitspraken op bezwaar overgelegd van andere belastingplichtigen die in een met belanghebbende vergelijkbare situatie verkeren, waaruit blijkt dat in al die gevallen artikel 2.11, eerste lid van het Besluit Wfsv wordt toegepast.
de wijzewaarop de in het tweede lid bedoelde opslag en korting worden berekend. Naar het oordeel van de rechtbank valt artikel 2.11, eerste lid van het Besluit Wfsv binnen de ingevolge artikel 38, vierde lid van de Wfsv gedelegeerde bevoegdheden. Artikel 2.11, eerste lid van het Besluit Wfsv bepaalt immers de wijze waarop de korting en de opslag worden berekend; het bevat namelijk de berekeningswijze van de korting of de opslag in de situatie waarin achteraf blijkt dat een WGA-uitkering ten onrechte is toegekend. Derhalve faalt, naar het oordeel van de rechtbank, ook deze beroepsgrond van belanghebbende.
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep betreffende de beschikking WGA 2011 gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar tegen de beschikking WGA 2011;
- verklaart het bezwaar tegen de beschikking WGA 2011 niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen ten aanzien van de beschikkingen WGA 2012 en 2013 ongegrond;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: