De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast met betrekking tot de juistheid van de onderhavige beschikking op de ontvanger rust. De rechtbank is van oordeel dat met hetgeen de ontvanger heeft aangevoerd en overgelegd, hij niet aan zijn bewijslast heeft voldaan. De rechtbank oordeelt daartoe als volgt. Belanghebbende is als inlener op grond van artikel 34 IW aansprakelijk gesteld voor de niet betaalde LH en OB door [X] ter zake van personeel dat belanghebbende zou hebben ingeleend van [X] .
De ontvanger heeft niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende überhaupt personeel heeft ingeleend van [X]. De ontvanger heeft geen administratie dan wel facturen overgelegd waaruit blijkt dat belanghebbende in de onderhavige periode personeel heeft ingeleend van [X]. Het bewijs ter onderbouwing van de beschikking aansprakelijkstelling is beperkt tot de navolgende passage in het controlerapport:
“Uit de in dit onderzoek door de overige inleners ingestuurde antwoorden op de vragenbrief blijkt, dat in alle gevallen dat de uitzendkrachten ter beschikking zijn gesteld aan [belanghebbende] BV.”
“Uit het bovenstaande concludeer ik dat er sprake is van inlening van personeel in het kader van de Wet Inlenersaansprakelijkheid ex 34 IW 1990 en 60 Wet Financiering Sociale Verzekeringen.”
“In de onderzoeksperiode 01-01-2006 t/m 30-04-2010 werd gebruik gemaakt van de diensten van werknemers van [X]. Door [X] werd vanaf 28-11-2008 t/m 23-10-2009 gefactureerd in verband met het ter beschikking stellen van personeel, exclusief reiskosten en dergelijke, over de periode waar openstaande aanslagen zijn/gehele periode conform onderstaande bedragen:
Omzet ex BTW omzetbelasting
2008 € 4.719,01 € 896,61
2009 € 18.626,96 € 3.539,00”
Belanghebbende heeft - ook reeds - in het beroepschrift- ontkend personeel te hebben ingeleend van [X] en de ontvanger heeft geen nader bewijs voor die inlening overgelegd. Op de ontvanger rust de bewijslast dat van inlening sprake is geweest en hij heeft dat bewijs naar het oordeel van de rechtbank niet geleverd.
De stelling van de ontvanger dat belanghebbende niet heeft voldaan aan artikel 62 IW, leidt niet tot een ander oordeel. Belanghebbende was alvorens hij aansprakelijk werd gesteld niet verplicht inlichtingen te verstrekken op grond van dit artikel.