ECLI:NL:HR:2006:AU7375
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid van bezwaar tegen naheffingsaanslag omzetbelasting
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende, X B.V., is opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 1993 tot en met 31 december 1996. De naheffingsaanslag bedraagt ƒ 155.018 aan enkelvoudige belasting. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerechtshof, dat het beroep ongegrond heeft verklaard. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 17 maart 2006 geoordeeld dat het Hof ten onrechte heeft aangenomen dat het bezwaarschrift van belanghebbende niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad oordeelt dat voldoende is dat een grond van bezwaar is genoemd, en dat er geen eisen worden gesteld aan de gefundeerdheid van de motivering van een bezwaar. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent de ontvankelijkheid van het beroep, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad bepaald dat de Staat de kosten van het geding in cassatie en de kosten van het geding voor het Hof aan belanghebbende moet vergoeden. De kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 644 voor beide instanties. Dit arrest benadrukt het belang van een correcte behandeling van bezwaarschriften en de vereisten die daaraan gesteld worden.