ECLI:NL:RBSGR:2000:AA5727
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.C.J. van Dooijeweert
- A.H. Schotman
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en voorwaardelijke vergunning tot verblijf voor Afghaanse vrouw
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiseres, een Afghaanse vrouw, voor toelating als vluchteling en een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv) in Nederland. Eiseres verblijft sinds 1 maart 1999 in Nederland en heeft op die datum een aanvraag ingediend om als vluchteling te worden toegelaten, mede namens haar twee minderjarige kinderen. De aanvraag werd op 7 juli 1999 door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. Eiseres maakte bezwaar, maar dit werd op 14 september 1999 ongegrond verklaard, waarna zij beroep instelde bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op 10 februari 2000 behandeld. Eiseres stelde dat zij in aanmerking kwam voor toelating als vluchteling vanwege haar achtergrond en de situatie in Afghanistan, waar zij vreesde voor vervolging door de Taliban. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiseres en de situatie in haar land van herkomst. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij vluchteling was, maar dat de afwijzing van de vvtv niet op een zorgvuldige wijze was onderbouwd.
De rechtbank vernietigde het besluit van de Staatssecretaris en oordeelde dat er een nieuw besluit moest worden genomen, waarbij de persoonlijke omstandigheden van eiseres en de situatie in Afghanistan beter in overweging moesten worden genomen. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op f 1420,- werden vastgesteld. De rechtbank wees de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die het griffierecht van f 50,- diende te vergoeden.